Naar zinvol netwerk tegen armoede
Ontwikkelingssamenwerking staat voor de uitdaging om zich van een begrensde sector om te vormen tot een wereldwijd netwerk, betoogt ir. Jan Lock. Christelijke organisaties kunnen daaraan vanuit hun waarden een belangrijke bijdrage leveren.
De wortels van ontwikkelingssamenwerking liggen in de zending en de missie. In de oorspronkelijke centrale waarden is dat ook herkenbaar. De oude stukken ademen als het ware gerechtigheid, solidariteit, wederkerigheid en barmhartigheid.Door de Koude Oorlog was ontwikkelingssamenwerking vanaf het begin ook een politiek instrument. En het succes van het Marshallplan in Europa maakt dat ze sinds haar ontstaan insteekt op de maakbare samenleving. Deze dubbele inzet vervreemdde haar juist van de beginwaarden.
Al vroeg was er een eerste verbinding tussen het lokale niveau en de overheidslijn. De oprichting van medefinancieringsorganisaties als ICCO markeerde dat. De Nederlandse overheid financierde op die manier bijvoorbeeld lokale kerkelijke initiatieven overzee. Dat verbond de ontwikkelingssamenwerking hier met het dagelijks leven van de armen daar.
Horizontaal
Door de tegenstellingen in de Koude Oorlog kozen veel kerkelijke of anderszins maatschappelijk bevlogen organisaties de positie van de oostkant. Bijbelse gerechtigheid en solidariteit kregen een puur horizontale betekenis. Ontwikkeling moest zo de hemel op aarde brengen. Praktische invulling van het Bijbelse begrip barmhartigheid daarentegen hield in de ogen van de geëngageerde christenen de scheve economische verhoudingen in stand omdat die wel individuen hielp, maar niet de onderdrukkende structuren veranderde.
Dat daagde in de jaren zeventig behoudende christenen uit tot eigen initiatieven. Men uitte zo onvrede over de gang van zaken in de ”grote” kerken zonder zelf lijdelijk toe te zien. Daarom was er zeker in het begin de neiging om politieke keuzes vanuit de horizontale invulling van gerechtigheid en solidariteit te vermijden. Men zette sterk in op de lijn van barmhartigheid.
Tegelijkertijd legden mensen als Michael Green in Engeland en ir. H. van Rossum en dr. Chr. Fahner in Nederland de verbinding tussen armoede en onrecht in de wereld en de behoudend christelijke visie. Het geheel werd doorkruist door het niet-aflatende debat over de legitieme plek van (particuliere) ontwikkelingssamenwerking naast diaconaat en zending. Het is opvallend dat steeds de verbinding tussen de drie gezocht is, zonder dat er sprake is van een duidelijke conclusie.
Millenniumdoelen
De val van de Muur in 1989 symboliseerde de vervaging van de tegenstellingen uit de Koude Oorlog, en ontnam de toenmalige ontwikkelingssamenwerking haar politieke basis. De ontzuiling zette door. En de waarden ebden uit ontwikkelingssamenwerking weg.
Parallel aan ontwikkelingen in de publieke sector versmalde de legitimatie van ontwikkelingssamenwerking in toenemende mate tot beoordeling in economische en bedrijfsmatige termen. Dat verleidde de sector nog meer dan in het verleden tot denken vanuit de maakbare samenleving. Ontwikkelingssamenwerking werd –overigens terecht– niet alleen meer beoordeeld vanuit haar waarden en inzet om goed te doen, maar ook vanuit haar ambitie, de strijd tegen armoede. Termen als effectiviteit, resultaat en efficiëntie deden hun intrede. Maar de focus er op was zo groot dat de sector verbleekte en ontzield raakte.
Deze ontwikkelingen hebben ook hun weerslag in christelijke kring. Opvallend is ook daar de aandacht voor meten en de soms onkritische verbinding met bijvoorbeeld de ”millennium development goals” (de VN-doelen voor ontwikkeling tot 2015, het summum van maakbaarheidsdenken) waar juist een krachtig profetisch tegengeluid op zijn plek zou zijn.
De organisaties in behoudend christelijke kring ontvingen wel subsidie, maar maakten zich er niet van afhankelijk. Ze investeerden in de eigen achterban, bleven verbonden met hun waarden, maar waren versnipperd, tot ze zich rond de eeuwwisseling verenigden in Prisma. Het leverde een kwaliteitsslag op. Het gaf een eigen stem in het publieke en politieke debat rond bijvoorbeeld hiv/aids, de rol van religie en de betekenis van waarden in ontwikkelingssamenwerking.
Ontwikkelingssamenwerking heeft zich de afgelopen decennia de onmogelijke taak opgelegd de armoede de wereld uit te helpen. Maar het probleem is veel groter dan zij kan dragen. Het vraagt een veel bredere inspanning en een nieuwe visie op de eigen plaats in de mondiale samenleving.
Ontwikkelingen als internet, mobiele telefonie en de nieuwe economische machtsverhoudingen relativeren de betekenis van nationale grenzen en machtsblokken. En lokale organisaties in het zuiden zijn intussen zo krachtig dat ze in combinatie met de mogelijkheden van de mondiale netwerksamenleving hun eigen weg in het noorden zoeken.
Bekering
Veel scherper dan in het verleden zullen organisaties daarom naar hun rollen moeten kijken. Ontwikkelingssamenwerking kan en mag niet meer als een eng begrensde sector voortbestaan. Wél zal ze in een netwerk tegen armoede als herkenbare speler haar rol moeten blijven vervullen, juist om mensen over de grenzen van landen en culturen met elkaar te verbinden.
Organisaties bdie handelen vanuit christelijke waarden, bijvoorbeeld binnen Prisma, kunnen die uitdaging aan. Ze kunnen verbindingen tot stand brengen tussen lokale kerken en gemeenschappen en tussen mensen hier en daar. In toenemende mate raken er ook ondernemers betrokken in hun netwerken en ze kunnen een natuurlijke rol spelen in de heroriëntatie op waarden in ontwikkelingsamenwerking.
De nieuwe uitdaging ligt voor hen in het denken en werken vanuit mondiale netwerken, die hun eigen grenzen overgaan zonder de eigenwaarde(n) en identiteit op te geven. Want in ontwikkeling gaat het ten diepste om verandering, transformatie, bekering in ons dagelijks doen en laten. Daarin raakt armoede ons allen.
Juist daarom kunnen kerken en christelijke organisaties hun rol blijven spelen omdat ze vanuit het Woord mensen met elkaar en over grenzen verbinden. Dat blijft, ook na zestig jaar.
De auteur is directeur-bestuurder van Woord en Daad. Dit is het zesde en laatste artikel in een serie over zestig jaar ontwikkelingssamenwerking.