Tevreden rokers…
Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de hervormde kerk te Nijkerkerveen is een gedenkboek samengesteld. De man die uit eigen middelen deze kerk financierde, was Aalbert van Dijkhuizen, oomzegger van de bekende ds. A. G. van Dijkhuizen, die zo veel jaren Ouddorp mocht dienen en door zijn Schriftuurlijk-bevindelijke prediking in 1834 een afscheiding aldaar mocht helpen voorkomen.
Hoewel Van Dijkhuizen zelf meester-timmerman was, had de familie heel wat tabaksland in Nijkerkerveen. Dat bracht inkomsten mee. Ze waren zich nog niet bewust van de ernstige waarschuwingen die vandaag de dag tot rokers worden gericht.Hoeveel oprechte christenen hebben trouwens broodwinning gehad in rookartikelen? We denken aan de sigarenindustrie in Kampen en Veenendaal. De oud gereformeerde ds. W. van Dijk bijvoorbeeld, werkte in deze genotsmiddelenbranche toen hij geroepen werd tot het wondere ambt. De vader van Abraham Hellenbroek was tabakshandelaar in Amsterdam. De auteur van het vermaarde catechisatieboekje sprak met eerbied over diens godsvreze. Men blijkt in 1651 zelfs tabak te hebben gedroogd op de zolder van de Sint Joriskerk te Amersfoort.
Genot
Was men niet arbeidzaam in de tabak, dan was er wel het genot ervan. Toen in Montfoort op 17 december 1895 het hoogste punt bereikt was bij de bouw van de hervormde pastorie, zei president-kerkvoogd W. J. van Erpen-Rooyaards, die tevens burgemeester was: „Ten slotte willen wij aan allen die hier werkzaam zijn of geweest zijn een aandenken aan deze dag bezorgen en reiken daarvoor aan de gehuwden spek en aan de ongehuwden sigaren uit.”
Abraham Kuyper, die altijd al graag mensen overtuigde, deed het ook reeds als opgeschoten knaap. Hij las een aantal vloekende matrozen eens een traktaatje voor van zijn vader, die ook predikant was. Daarnaast trakteerde hij de ruwe zeebonken op een sigaar uit vaders doos.
De foto’s zijn legio waarop we predikanten met pijp of sigaar vereeuwigd zien. Natuurlijk is dat niet gezond geweest. Men zegt dat ds. A. C. Visser, die gedurende 1945-1948 de gereformeerde gemeenten van Scherpenisse en Poortvliet samen diende en bereikbaar was onder telefoonnummer 4, heel veel rookte. Vooral sigaretten. Dat zal zijn gezondheid –hij leed aan een hartkwaal– niet ten goede zijn gekomen. Maar wie hoorde je in die dagen daartegen waarschuwen?
Ik verdenk ds. A. P. A. du Cloux ervan dat hij de Hollandse predikant was die in 1860 samen met G. Tips een bezoek bracht aan Philpot. Ik vermoed dat, omdat de beschrijving die van de predikant gegeven wordt, overeenkomt met het postuur van Du Cloux, namelijk lang en slank. Ook schreef Du Cloux in een voorwoord op uitgegeven preken van Philpot dat hij zich niet kon herinneren leerredenen met meer hartelijke instemming en zielsgenoegen gelezen te hebben dan die van Philpot.
Vanwege Philpots lichamelijk gestel mocht er in huis niet worden gerookt. Als John Warburton bij hem was, nam deze in de kelderkeuken een paar trekken aan zijn pijp. In de levensbeschrijving van Philpot schrijft J. A. Saarberg: „De Hollandse heren wisten deze weg niet precies, en het gemis van hun Hollandse sigaar of vaderlandse pijp was de eerste dag al een waar kruis voor hen. Vooral daar er niet te praten viel. Als de gasten ’s avonds reeds op hun logeerkamer zijn, moet Sarah Louise (Philpots vrouw) hun nog iets brengen. De deur openende, krijgt ze de schrik van haar leven. Een golf van rook slaat haar tegemoet! De geleden ‘schade’ werd daar blijkbaar ruimschoots ingehaald.”
Sigarenbandjes
Terug naar Nijkerkerveen. Deze gemeente werd van 1957 tot 1966 gediend door ds. C. C. T. Postma. Hij had voor de kinderen altijd een doos met sigarenbandjes om uit te delen. En wat waren er vroeger een mooie bandjes… Maar dan moest er eerst wel een sigaar worden opgestookt.
Ds. B. Haverkamp, die Postma opvolgde in Nijkerkerveen, vertelde eens over zijn eerste kerkdienst in Kamperveen, die hij leidde op uitnodiging van de pastor loci, ds. J. van der Haar. „Bij die eerste dienst trilde ik als een rietje. Bij de collectezang greep ik van de zenuwen in mijn broekzak voor een sigaret. Nog net op tijd begreep ik dat dat niet kon.”
Ook dr. I. Boot diende Nijkerkerveen. Ik denk nog vaak terug aan de doorwrochte preken die hij ten gehore bracht. Dr. Boot was een echte dierenliefhebber. Zelfs schreef hij eens een brochure voor de dierenbescherming.
Roken deed hij graag. Vooral sigaren. Dat was naar zijn zeggen „plant-aardig en niet dier-lijk.” Het luciferdoosje had voor hem een dubbele functie. Allereerst vanwege de lucifers om de sigaar aan te steken en vervolgens als tijdelijke bewaarplaats van insecten. Want als er tijdens de vergadering een insect op de tafel of de vloer liep, werd deze niet doodgeslagen’. maar in het luciferdoosje opgevangen en buiten losgelaten.
Mocht het de schijn wekken dat ik aan de waarschuwingen tegen het roken helemaal voorbijga, dan wijs ik ten slotte op een voorval in de consistoriekamer van de Grote of Sint-Janskerk in Montfoort. In 1970 was de kerkenraad te klein om beslissingen te nemen en werd de kerkenraad aangevuld met ambtsdragers uit de classis, onder wie de middenorthodoxe predikant uit De Meern. Deze stoorde zich mateloos aan de overmatige rook die de sacristie vervuilde, zoals gewoon was bij een vergadering. Aan het einde van een vergadering vroeg hij of de kerkenraadsleden hun rookgewoonte konden rijmen met hun dagelijks gebed om gezondheid, kracht en lust. Die zat! Vanaf dat moment stopte een der kerkenraadsleden subiet met roken.