„Verschil in gezindte al vroeg te zien”
De belangrijkste tegenstellingen in spiritualiteit zoals die in de hedendaagse gereformeerde gezindte aanwezig zijn, waren reeds bij de aanvang van de Afscheiding in 1834 zichtbaar.
Drs. J. H. Soepenberg stelde dat dinsdag in Kampen op het congres over 175 jaar Afscheiding. Om de verschillen duidelijk te maken, vertelde de gereformeerd vrijgemaakte predikant over een conflict binnen de afgescheiden gemeente van Amsterdam. De kern van de afscheiding in Amsterdam bestond uit enkele gezelschappen, aldus ds. Soepenberg. „Van meet af aan was er echter ook een andere ‘bloedgroep’, rond de figuur van ds. H. P. Scholte.”Scholte keerde zich tegen de conventikelmentaliteit, zei ds. Soepenberg. „Hij bepleitte een ruim aanbod van genade, riep de mensen ertoe op enkel op Gods beloften te vertrouwen en uitte scherpe kritiek op de ”keurmeesters” die de genadestaat van medegelovigen taxeerden. Geloof moest niet gebaseerd worden op bevinding. Hij kreeg hierin later steun van ds. Brummelkamp.” Twee vrouwen uit de gemeente klaagden echter dat Scholte „het werk der genade in het hart” in de weg stond. Ook de moeder van weer een andere afgescheiden predikant, ds. Van Velzen, en een zekere ouderling Middel hadden kritiek. Op een gegeven moment kwam het tot een uitbarsting, aldus ds. Soepenberg. „De twee vrouwen werden geëxcommuniceerd, de ouderling geschorst. Hij kon echter op steun uit de gemeente rekenen. Ook Hendrik de Cock steunde hem. Al in 1838 vormde zich zo een groep die zich ”hersteld gereformeerd” noemde.”
Al met al is volgens ds. Soepenberg in de kopstukken van destijds al iets van de denominaties van nu te herkennen: „Aan de ene kant was er een bevindelijke stroming. Aan de andere kant iemand als Scholte. Met zijn nadruk op belofte en eis van Gods verbond was hij vrijgemaakt.”