Dat zei de bewindsman woensdag in een overleg met de Tweede Kamer. Hij kon niet gedetailleerd op de zaak ingaan, omdat het onderzoek tegen de Nederlands–Argentijnse verdachte nog loopt. Wel gaf Hirsch Ballin aan dat er in Argentinië veel meer mogelijkheden zijn om tot berechting van de piloot te komen dan in Nederland. Dat heeft onder meer te maken met de datum waarop de feiten zijn gepleegd en de mogelijkheden om die ter plaatse te onderzoeken.P. zou tussen 1976 en 1983 piloot zijn geweest tijdens vluchten waarbij tegenstanders van het Argentijnse regime boven de oceaan uit het vliegtuig werden gegooid. De verdachte ontkent dat hij betrokken is geweest bij deze zogeheten dodenvluchten.

De 57–jarige P. werd twee weken geleden aangehouden op een Spaanse luchthaven. Argentinië heeft onlangs bij Spanje om zijn uitlevering gevraagd. Volgens het Argentijnse recht is een veel omvangrijker tenlastelegging tegen de man mogelijk, stelde Hirsch Ballin. „De Argentijnse justitie heeft een veel betere positie om zich met deze strafzaak bezig te houden dan de Nederlandse”, zei hij.

De Nationale Recherche begon in september 2006 een voorbereidend onderzoek tegen de piloot. Dat leidde tot een opsporingsonderzoek. Pas als dat klaar is, wordt besloten of justitie de man gaat vervolgen. Het Openbaar Ministerie heeft Transavia niet op de hoogte gebracht van het onderzoek, omdat dit „het onderzoeksbelang zou kunnen schaden”, aldus de minister. Op grond van de Nederlandse informatie is Argentinië zelf een strafrechtelijk onderzoek begonnen en heeft het land aangegeven P. te willen vervolgen.

VVD–Tweede Kamerlid Teeven wilde weten waarom er in de afgelopen anderhalf jaar niets is gebeurd in de zaak. Hirsch Ballin kon daar nog niet op ingaan. Hij zal nagaan welke acties er in die periode zijn ondernomen.