Kerk & religie

„Weeldetijd is voor kerk nooit de beste tijd”

Dit voorjaar kwam hij ziek op bed te liggen. Longontsteking. Maar na enkele weken herstelde hij toch, en inmiddels gaat de 88-jarige predikant weer tweemaal per zondag voor. „De Heere is nog goed voor zijn oude knechtje.”

A. de Heer
2 October 2009 19:13Gewijzigd op 14 November 2020 08:48
LEIDERDORP – Ds. R. Boogaard (88): „De mensen zijn goed voor me. Ik krijg veel hulp, ook uit de gemeente. Maar hoe ouder je wordt, hoe meer de eenzaamheid gaat drukken.” Foto Christiaan Zielman
LEIDERDORP – Ds. R. Boogaard (88): „De mensen zijn goed voor me. Ik krijg veel hulp, ook uit de gemeente. Maar hoe ouder je wordt, hoe meer de eenzaamheid gaat drukken.” Foto Christiaan Zielman

Ds. R. Boogaard, emeritus predikant binnen de Gereformeerde Gemeenten, woont nog altijd zelfstandig, op de plek waar hij al zo veel jaren woont, in Leiderdorp. Maar het is allemaal wel anders geworden, zegt hij, sinds het overlijden van zijn vrouw, zes jaar geleden. „Aan haar mis ik heel veel.”„De mensen zijn goed voor me. Ik krijg veel hulp, ook uit de gemeente. Daarom kan ik ook alleen blijven wonen. Maar hoe ouder je wordt, hoe meer de eenzaamheid gaat drukken.”

Deze week herdenkt ds. Boogaard dat hij veertig jaar geleden in het ambt van predikant werd bevestigd. Ter gelegenheid daarvan ging hij donderdagavond voor in een –drukbezochte– „gedachtenisdienst” in Leiderdorp.

Meermalen zal hij het tijdens het gesprek in de woonkamer herhalen: „Veertig jaar. Ik kan nog steeds niet geloven dat het al veertig jaar is. En tel je de twee jaar die ik als student voorging daar nog bij op, dan kom je op 42 jaar. Tweeënveertig jaar gepreekt. De eerste zondag was in Enkhuizen – dat vergeet je nooit meer.”

Op 1 oktober 1969 verbond ds. Boogaard zich aan de gereformeerde gemeente te Leiden. Hij zou er tot zijn emeritaat, op 1 oktober 1999, staan. Wel kreeg de gemeente een nieuw onderkomen: de fraaie waterstaatskerk langs de A4 bij Leiderdorp.

Ds. Boogaard: „Ik weet dat ik hier moest zijn, en blijven. „Dit is de weg, wandelt in denzelven.” Ik heb in al die jaren best wel beroepen gehad, en kreeg soms ook brieven van mensen die schreven dat de Heere had beloofd dat ik zou komen. Maar dan moest ik vaak denken aan die broeder in mijn jonge jaren die hetzelfde wel eens meemaakte en die dan zei: „Dat kan wel waar zijn, maar dan moet ik het toch zelf ook weten?””

Nog steeds gaat de predikant zondag aan zondag voor. „Ik ben nog heel de week druk.”

Afgelopen voorjaar kwam hij met longontsteking op bed te liggen. „Dat viel niet mee. Echt niet. Als je graag met je werk bezig bent, en je bent dan ineens uitgeschakeld… Maar ik mocht weer herstellen.”

Wordt het preken niet zwaar? „Ik mag het nog graag doen, al zie ik er ook altijd weer tegen op. Maar om de Christus uit te stallen, dat is het mooiste werk dat er is. Dan kom je er ook achter dat in heel de Schrift de Christus wordt gepredikt. Ook in boeken als Spreuken en Prediker. Natuurlijk, in het Hooglied is het wel duidelijker, maar in die andere boeken toch ook. En de Heere heeft me willen verwaardigen om me ook wel eens iets van de vrucht op de arbeid te laten zien. Ja, de Heere is goed voor zijn oude knechtje.”

In de jaren tachtig vroeg u, samen met ds. P. den Butter en ds. E. F. Vergunst, aandacht voor de bijzondere positie van het Joodse volk in de Bijbel. Hoe kijkt u hierop terug?

„Hoe kijk ik hierop terug… Ik geloof dat anderen dit goed hebben opgepakt. Er is een deputaatschap voor Israël gekomen, bijvoorbeeld. Ik geloof dat er nog een tijd komt dat de Heere velen uit het Joodse volk toebrengen zal. Nee, de Heere is met Israël nog niet helemaal klaar, dacht ik.”

Even valt er een stilte. Dan: „Ik heb sinds kort een jood als kleinzoon gekregen. Een kleindochter is met een joodse jongen uit Israël getrouwd.”

Goud

Heeft ds. Boogaard de Gereformeerde Gemeenten in de achterliggende veertig jaar zien veranderen? „We zijn het geoefende volk van God bijna kwijtgeraakt. Mensen die getekend waren door de vreze Gods, aan wie je dat, ook als kind, zag. Ik denk dat dat het grootste verschil is tussen toen en nu. Velen zijn overleden, ook hier in Leiderdorp. In de Schrift lees je de klacht: „Hoe is het goud zo verdonkerd, het goede fijne goud zo veranderd.” Dat is waar. En er komt zo weinig voor terug.”

Hoe zou dat komen? „Er is een geest van diepe slaap over de kerk gekomen. Een weeldetijd is nooit de beste tijd voor de kerk. We zijn zó onafhankelijk geworden.

Ik kan niet in de toekomst kijken. Maar als je op de omstandigheden ziet, is er reden genoeg tot grote zorg. Het is een donkere tijd, een droevige tijd. De duivel is een vijand van de kerk, en hij zal er alles aan doen om alles wat er nog van die kerk over is, te verwoesten.

En dan weet ik wel: je moet de tijd van toen niet willen overplaatsen naar je eigen tijd. Dat kan ook niet. Maar toch – ik herinner me als jongen, in Zeeland, dat er een auto door ons dorp kwam rijden met daarop de tekst ”Haal de wereld in huis”. Dat was een reclame om een radio aan te schaffen. Daar schrok je toen van: de wereld in huis. Maar die ontwikkeling is wel doorgegaan, ook in onze gemeenten.

Aan de andere kant”, zegt ds. Boogaard, „de Heere houdt toch Zijn kerk in stand. Er zijn er nog steeds die in oprechtheid de Heere mogen vrezen. Ook hier in Leiderdorp.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer