RvS gaf doorslag over uitzonderingsbepaling
Het advies van de Raad van State over de uitzonderingsbepaling in de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) heeft een belangrijke rol gespeeld in het beëindigen van de loopgravenoorlog binnen het kabinet over dit onderwerp.
Het kabinet worstelt al maanden met de toekomst van de uitzonderingsbepaling. De tegenstellingen in het kabinet waren vanaf het begin al duidelijk.De PvdA zou best wel af willen van de bepaling dat christelijke instellingen op basis van hun grondslag eisen mogen stellen aan de levensstijl van hun personeel. De zogeheten enkelefeitconstructie was de sociaaldemocraten, maar ook andere linkse partijen en de homolobby in Nederland, een doorn in het oog. Bovendien oefende ook Europa er kritiek op uit.
De christelijke partijen en in het bijzonder de ChristenUnie voelden in eerste instantie niets voor het schrappen van de uitzonderingsbepaling. Ze wilden niets inleveren op de bestaande bescherming voor levensbeschouwelijke instellingen. Daarom besloot het kabinet advies te vragen aan de Raad van State over de toekomst van de uitzonderingsbepaling.
Uitgangspunt van het kabinet was dat de enkelefeitconstructie als het even kan moest verdwijnen (wens van PvdA), maar dat de bestaande balans tussen de grondrechten van godsdienst, onderwijs en non-discriminatie gehandhaafd moest blijven (wens van CDA en ChristenUnie).
De Raad van State kwam in mei met een advies waarin stond dat de wensen van alle coalitiepartijen gehonoreerd konden worden door in een uitzonderingsbepaling zeer nauw aan te sluiten bij EU-bepalingen over antidiscriminatie.
Omdat de tekst van deze bepaling zeker zo veel ruimte laat voor christelijke instellingen, konden de christelijke partijen toch akkoord gaan met een nieuwe formulering en de enkelefeitconstructie toch schrappen. En de PvdA kon zich niet verzetten tegen een bepaling die zeer nauw aansluit bij bepalingen van de Europese Unie over het tegengaan van discriminatie.