Nieuwe gevels van polyester weefsel en gaas
Creatieve oplossingen voor het bekleden van gevels van grote gebouwen voerden de werknemers naar bedrijven van naam. In Siberië plaatsten ze een luchthal van polyester weefsel. Op dit moment vernieuwt Poly-Ned alle plafonds van het Stedelijk Museum in Amsterdam. „Toon je een architect de mogelijkheden, dan gaan z’n ogen glimmen.”
De grote spankap boven de buitentrap van het bedrijfspand is voor automobilisten op de A32 tussen Heerenveen en Staphorst een opvallende verschijning. ’s Avonds is de kap verlicht en wisselen de kleuren. „Net een toverhoed”, lacht Edwin Molenaar. „Je moet wat doen om op te vallen naast Jan Krediet, die hier tientallen vrachtwagens heeft staan.”Molenaar is een van de drie directeuren van Poly-Ned, een snel groeiend en innovatief bedrijf dat een waaier van uit polyester weefsel vervaardigde producten levert. Opblaashallen en gevelbekleding springen wel het meest in het oog. ”Textiele architectuur” staat er groot op de loods waarin het weefsel op maat wordt gesneden, aan elkaar gelast of op een andere manier gereed wordt gemaakt. Molenaar en zijn medevennoten Bert Boezelman en Simon Visser bedachten de term. „We zijn in feite een zeilmakerij, maar in plaats van het maken van producten voor schepen houden we ons bezig met architectonische oplossingen.”
Het driemanschap nam in 1993 het bedrijf –dat in problemen was geraakt door activiteiten op het gebied van koelhuizen– over van de vorige eigenaar. De productie van opblaashallen werd voortgezet. „We zijn nu bezig met tijdelijke luchthallen voor opslag bij Eemshaven. Ook hebben we vaak exploitanten van zwembaden, ijsbanen en voetbalvelden als klant, of tennisbanen. Tennisverenigingen stappen vaker over op overkappingen in de wintermaanden, omdat de vaste hallen te duur worden. Vorig jaar overkapten we voor wegenbouwer KWS tijdelijk de Haringvlietbruggen, tijdens werkzaamheden”, aldus Molenaar.
Poly-Ned begon behalve met hallenbouw met gevelbekleding. „Bij nieuwbouw en om oude gevels op te frissen. Zo voorzagen we Westraven, het gebouw van Rijkswaterstaat in Utrecht, van een tweede huid. Daarvoor gebruikten we gaasmateriaal dat de zon buitenhoudt en tegelijk ventileert.” Deze vliesgevel staat op een meter van de oude, waardoor ramen van het gebouw vaker open kunnen; sommige werknemers hadden last van het sick building syndroom. Deze slimme oplossing werd getest in Engeland, waar het materiaal met behulp van een vliegtuigmotor aan een enorme windbelasting blootstond. Een opvallend project was ook de Rotterdamse Schiecentrale, die we van een vernieuwde gevel voorzagen.
Afgelopen jaren werkten engineers van Poly-Ned aan toepassingen van polyester weefsels in plafonds of bedachten ‘specials’. Molenaar: „Klanten vragen ons oplossingen op maat. Met polyester, pvc en glasweefsel in combinatie met een coating is veel mogelijk. Elke klus is een uitdaging.”
Die bracht het bedrijf bij KLM –spankappen bij de aankomsthallen–, bij autobedrijf Hessing –showroomplafond in de A2-geluidswal– en bij Aston Martin –testcentrum Neurenbergcircuit–, waar met een nieuwe gevel twee gebouwen visueel één werden. „We zijn heel kritisch op de esthetische kant.”
Het bedenken van nieuwe toepassingen met textiele weefsels leverde Poly-Ned vorig jaar een vijftiende plek op in de top 100 van meest innovatieve bedrijven van MKB-Nederland. Dit voorjaar werd het bedrijf Beste Ondernemer in de regio IJssel-Vechtstreek.
Behalve gevels, plafonds en hallen levert Poly-Ned in een aparte bv, onder de naam Firetex, brandwerende doeken voor bedrijfshallen en blusdekens voor auto’s, bestemd voor de brandweer om beginnende autobranden mee te blussen. „Die tak neemt een steeds grotere vlucht en is niet conjunctuurgevoelig.” Van de crisis heeft Poly-Ned beperkt hinder. „Je merkt dat projecten worden uitgesteld. Anderzijds wordt er meer gerenoveerd.”
In 2005 verhuisde het bedrijf, gelokt door lagere grondprijzen, van een huurpand in Wezep naar een eigen terrein in Steenwijk. In vijf jaar groeide het aantal werknemers met acht tot achttien. De omzet van het bedrijf dat vanaf 1993 altijd winst boekte, nam vorig jaar toe tot 3,5 miljoen euro. Molenaar denkt dat de vraag naar textiele architectuur komende jaren een grote vlucht zal nemen. „We bezinnen ons op de vraag hoe wij de groei onder controle kunnen houden.” De eigenaars vinden innoveren interessanter dan een omvangrijke productie. „Ons bedrijf verkopen? Ha, laat geïnteresseerden maar bellen.”