„Job reageert geduldig én opstandig op lijden”
„Als een vorst zou ik tot Hem naderen”, zo spreekt Job triomfantelijk. Hij is overtuigd van zijn onschuld en daagt God uit hem nu te antwoorden en een aanklacht tegen Hem in te brengen. Mag je in het lijden alles tegen God zeggen? En moet Jobs geduld centraal staan in de pastorale hulp?
Het Centrum voor Bijbelonderzoek (CVB) belegde zaterdag in Veenendaal een symposium dat in het teken stond van het dit voorjaar verschenen zesde deel van de Studiebijbel; over Ezra, Nehemia, Esther en Job. Prof. dr. M. J. Paul verzorgde de hoofdlezing, over ”Het lijden in Gods Schepping”. In workshops werden enkele deelthema’s uitgediept, waaronder ”Jobs reactie op het lijden”, door drs. M. Rotman en drs. G. de Bree.Job reageerde op twee manieren op zijn lijden, aldus de inleiders: geduldig en opstandig. „In de geschiedenis is vaak Jobs lijdzame houding benadrukt, ook in het pastoraat.” Uit een bloemlezing uit het boek Job wordt echter duidelijk dat Job vooral hevig worstelde.
In hoofdstuk 9 en 10 maakt Job duidelijk hoezeer het onmogelijk is om God ter verantwoording te roepen. „Wie kan tegenover God zijn gelijk bewijzen? God is zo sterk, de mens verliest dat al bij voorbaat. En meer nog: God is Zelf de Rechter, maar als de rechter je tegenstander is, is er dan nog hoop? Voor Job niet: „Ben ik oprecht, Hij zal mij toch verkeerd verklaren” (Job 9:20).
In de hoofdstukken 30 en 31 beschuldigt Job God er zelfs van een harde, wrede God te zijn, aldus Rotman en De Bree. „God wil volgens Job niets liever dan hem de dood in jagen. Een mens zou zeker medelijden tonen, maar God doet dat niet. Dat is het godsbeeld waar Job midden in zijn slotpleidooi toe komt. Hij stelt zich welbewust op tegenover God.”
Pastorale zorg
Voor de pastorale zorg is de vraag naar de verhouding tussen deze redevoeringen en het slot van veel belang. Prof. dr. M. J. Paul ging er in zijn lezing op in: „Jobs vrienden zitten vast in een schema van oorzaak en gevolg. Ze willen Jobs lijden verklaren uit zijn zonden. Job gaat gedeeltelijk mee in dit schema, waardoor hij op den duur God aanklaagt. Omdat God Job gelijk lijkt te geven, geeft Jobs redevoering de indruk dat er geen samenhang is tussen zonde en onheil en dat God zelf de oorzaak is.”
Als Job God ontmoet, corrigeert God deze indruk, aldus Paul. „God blijkt bijna uitsluitend over Zijn schepping te spreken. Job hoort niets over de grond van zijn lijden, zijn onschuld wordt niet bevestigd en ook spreekt God niet over de samenhang tussen doen en ondergaan. De nadruk ligt op het wonderlijke van Gods schepping, die de mens niet kan doorgronden. Zo geldt het ook voor de morele wereldordening: veel daarin kan de mens niet begrijpen, maar God weet ervan.”
Aan het einde van het boek verschaft God Job recht. Volgens Paul komt hieruit naar voren dat de morele ordening tóch in Gods hand is. „Het lijkt een happy end, maar er is meer aan de hand. De samenhang tussen leven en lot die in de redevoeringen werd ontkend, blijkt uiteindelijk toch geldig. De samenhang is er, maar maakt slechts een klein deel uit van het goddelijke systeem van een rechtvaardige wereldordening, die voor een mens niet te doorzien is. De problemen ontstaan als die samenhang een ijzeren wet wordt, waaraan alles afgemeten kan worden.”
De hoogleraar Oude Testament aan de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven maakte een „uitstapje” naar het onderwerp schepping en evolutie. „De evolutietheorie stelt dat ziekte en dood er altijd al geweest zijn. Het boek Job gaat uit van een schepping waarin het kwaad aanwezig is, maar doet er geen uitspraak over of dit kwaad altijd al aanwezig is geweest, net zo min als het begin van de macht van de satan benoemd wordt. Het lijden van mensen vindt plaats in een wereld die in bepaalde opzichten ”goed” genoemd kan worden, maar ook genoeg sporen vertoont van verwording. God houdt dit alles in Zijn hand en zorgt dat het goede overwint.”
Volledige lezing prof. Paul.