Wees voorbereid op Mexicaanse griep
Of de Mexicaanse griep echt miljoenen werknemers thuis gaat houden is de vraag, maar veel werkgevers krijgen er waarschijnlijk mee te maken. Mw. mr. J. F. C. Langeveld-de Groot legt uit hoe werkgevers zich kunnen voorbereiden en wat ze moeten doen als er werknemers besmet raken.
Een werkgever is verantwoordelijk voor de veiligheid en gezondheid van zijn medewerkers. Ook moet een werkgever gevaar voor derden voorkomen. In sectoren met een verhoogd risico op besmetting, zoals in de zorg en schoonmaakbranche, zal een werkgever extra alert moeten zijn op het voorkomen van blootstelling van medewerkers (en derden) aan het virus.Er zijn werkgevers die binnen hun organisatie een algemeen arbeidsomstandighedenbeleid naleven. Dat beleid kan extra aandacht vragen in verband met de mogelijke grieppandemie. Het is daarom raadzaam om in overleg met de arbodienst te onderzoeken of en welke maatregelen nodig zijn. Misschien moeten ook de wettelijk verplichte risico-inventarisatie en -evaluatie worden aangepast. Het is de taak van de werkgever dit tijdig in orde te maken.
Bij het aanpassen van dit soort regelingen is ook een rol weggelegd voor de ondernemingsraad. Op grond van de Wet op de ondernemingsraden moet de ondernemingsraad instemmen met wijzigingen van bijvoorbeeld het arbeidsomstandighedenbeleid.
Werkweigering
Als het zover is dat een van de medewerkers (waarschijnlijk) de Mexicaanse griep heeft, is het verstandig de medewerker direct naar huis sturen. Contact met anderen verhoogt de kans op verdere verspreiding, en moet daarom zo veel mogelijk vermeden worden. De medewerker moet vervolgens telefonisch contact met zijn huisarts opnemen. Symptomen als koorts van meer dan 38 graden en klachten aan de luchtwegen, zoals hoesten, kunnen indicaties voor Mexicaanse griep zijn (zie grieppandemie.nl).
Als er binnen een organisatie een besmetting met het griepvirus bij een medewerker, patiënt of cliënt wordt geconstateerd, kan dat tot onrust leiden. Voorstelbaar is dat medewerkers zich niet durven bloot te stellen aan mogelijk besmettingsgevaar. Dat zou tot gevolg kunnen hebben dat deze medewerkers weigeren hun werkzaamheden uit te voeren. Mag dat?
Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet mag een medewerker zijn werk tijdelijk onderbreken „indien en zolang er naar zijn redelijk oordeel ernstig gevaar voor personen dreigt en dit zo onmiddellijk dreigt dat optreden van de Arbeidsinspectie niet kan worden afgewacht.” De medewerker behoudt dan voor de duur van die tijdelijke onderbreking recht op loon. De medewerker zal zijn werkonderbreking direct bij zijn leidinggevende moeten melden. De werkgever kan dan zo snel mogelijk een ambtenaar van de Arbeidsinspectie inschakelen om te onderzoeken of er ook echt gevaar dreigt.
Op het moment dat een medewerker aangeeft het werk niet te willen uitvoeren, zal per geval moeten worden vastgesteld of daarvoor een goede reden is. Die goede reden zou er kunnen zijn bij de verhoogde risicogroepen. Wie tot de verhoogde risicogroepen behoren zal steeds aan de hand van de actuele stand van zaken en in overleg met de arbodienst en/of bedrijfsarts moeten worden vastgesteld. Per augustus 2009 zijn dat volgens het RIVM: vrouwen die minimaal zes maanden zwanger zijn; kinderen jonger dan twee jaar; mensen met een ernstige immuunstoornis en mensen die ieder jaar een oproep krijgen voor de griepprik.
Ander passend werk
Daarmee is nog niet gezegd dat iedereen die tot deze groepen behoort zonder meer mag weigeren te werken. In ieder geval zal moeten komen vaststaan dat er sprake is van besmettingsgevaar. Dat kan het geval zijn als er een geval van besmetting binnen het bedrijf of de organisatie is geconstateerd.
Verder moet worden vastgesteld of er specifiek voor de betreffende medewerker een reëel risico op besmetting bestaat. Het is raadzaam dat steeds in overleg met de arbodienst af te stemmen. De arbodienst kan in overleg met de behandelend arts of specialist van de medewerker bepalen of er sprake is van een reëel risico op besmetting.
Als een reëel risico wordt vastgesteld, kan van werkgever en medewerker worden verlangd dat naar tijdelijk ander passend werk wordt gezocht. Is dat niet voorhanden, dan kan er aanleiding zijn om de werknemer met betaald verlof te sturen.
Het inhouden van salaris zal in dat geval niet snel aan de orde zijn, omdat het niet kunnen werken in de risicosfeer van de werkgever valt. Ook kan de werkgever er vanuit zijn zorgplicht een belang bij hebben medewerkers uit verhoogde risicogroepen op eigen initiatief (na overleg met de arbodienst) met betaald verlof te sturen.
Of angst voor de griep nu aangepraat is of niet, een werkgever dient te weten waar zijn verantwoordelijkheid ligt. Als de griep niet meer te voorkomen is, heeft een werkgever een belang én een verantwoordelijkheid om erger te voorkomen. En gewaarschuwde werkgevers tellen voor twee.
De auteur is advocaat bij Wille Donker advocaten te Alphen aan den Rijn.