Noorse noodwoningen voldoen nog steeds

Ze staan er nog steeds. De Noorse houten noodwoningen, in 1954 door koning Haakon geschonken aan de door de watersnood dakloos geraakte inwoners van Stavenisse. Enkele huizen zijn nog in vrijwel originele staat, maar verreweg de meeste zijn uitgebouwd, verfraaid of zelfs in steen gezet, zoals dat heet. Theo Westerveld is de motor achter een project om, in het kader van de herdenking van de ramp, één woning in originele staat op te bouwen naast het streekmuseum De Meestoof in Sint Annaland. „Het waren prachtige huizen. Voor die tijd zelfs erg luxe.”

31 January 2003 14:34Gewijzigd op 14 November 2020 00:06
Aan de Koning Haakonstraat in Stavenisse staat nog een rijtje Noorse huizen. De huizen maakten deel uit van een scheepslading noodwoningen die direct na de ramp van 1953 vanuit de Scandinavische landen naar Nederland werd verscheept. - Foto RD, Anton Domm
Aan de Koning Haakonstraat in Stavenisse staat nog een rijtje Noorse huizen. De huizen maakten deel uit van een scheepslading noodwoningen die direct na de ramp van 1953 vanuit de Scandinavische landen naar Nederland werd verscheept. - Foto RD, Anton Domm

Je hoeft in Zeeland echt niet minutieus te zoeken om sporen van 1953 te vinden. Het noemen van het jaartal is voldoende om mensen kleine dingen te laten aanwijzen die aangeven hoe hoog het water stond. Theo Westerveld, voormalig directielid van Shell Chemie en nu ’boer in ruste’ op zijn eigen Henriëtte Hoeve in Sint Philipsland, kan ervan meepraten. „Kijk, hier bladdert de verf steeds weer van de muren. Daar is niet tegen te schilderen. Een direct gevolg van de ramp, toen het zoute water hier meer dan een meter hoog in huis stond.” De schapen in de schuur hebben in de zomer geen zoute liksteen nodig. „Daarvoor gebruiken ze de muur van de schuur. Blijkbaar zit daar ook na vijftig jaar nog genoeg zout in”, legt Westerveld uit.

Hoewel hij een Rotterdammer is van geboorte -„mijn vader was daar bajesdominee”- heeft hij zijn hart aan het Zeeuwse verpand. Ook toen hij nog bij Shell in Moerdijk werkte, vond hij hier op de Henriëtte Hoeve in Sint Philipsland de noodzakelijke rust als tegenwicht tegen de hectiek van alledag. „Ik werd voortgeduwd door m’n agenda en hier kwam ik tot rust.”

Hier is het weidse, Zeeuwse land. Buren zijn er wel, maar ze zijn niet te zien. In het huis lopen zeven katten en een hond. In de grote schuur achter de woning staan tientallen schapen en achterin staat een paard. „Een echt Zeeuws paard”, lacht Westerveld.

Als voorzitter van museum De Meestoof in Sint Annaland begon hij drie jaar geleden al na te denken over de herdenking van de ramp in 2003. Hij had gehoord dat er kort na de ramp door diverse landen honderden houten noodwoningen naar de getroffen provincies waren gestuurd om wat te doen aan het probleem van de daklozen.

Verslagen van het Nederlandse Rode Kruis maken duidelijk dat er na de ramp in ieder geval 515 prefab woningen naar Nederland werden gestuurd door de Scandinavische landen Noorwegen, Zweden, Finland en Denemarken. En de Nederlandse boekhouders zouden hun reputatie verloochend hebben als in die verslagen van het Rode Kruis niet tot op de gulden nauwkeurig werd bijgehouden wat de waarde van die woningen toen per stuk was. De huizen uit Zweden, Finland en Denemarken hadden een waarde van 15.000 gulden en de Noorse huizen deden, afhankelijk van het model, 11.000 of 12.000 gulden per stuk.

Een lange rij van getroffen dorpen kreeg door het Nederlandse Rode Kruis een aantal huizen toegewezen: Stavenisse, Middelharnis, Goudswaard, Halsteren, Willemstad en nog een groot aantal andere gemeenten kregen na het rampjaar een stukje Scandinavische woningbouw. In veel van deze dorpen herinneren Zweedse, Noorse en Finse straatnamen nog aan de hulpvaardigheid van de Noord-Europeanen.

Arnhem
Westerveld: „Ik werd op het idee gebracht om iets te gaan doen met de noodwoningen door de directeur van het Openlucht Museum in Arnhem. Die stuurde een brief naar de woningcorporatie op dit eiland waarin hij vroeg of het mogelijk zou zijn zo’n huisje naar Arnhem te halen. Het leek hem een goed idee dat huis dan neer te zetten in het Zeeuwse gedeelte van het park. Nou, dat bracht de zaak eigenlijk aan het rollen. We waren het er namelijk al vrij snel over eens dat je zo’n woning niet naar Arnhem zou moeten brengen, maar juist hier in het Zeeuwse zou moeten houden. In goed overleg met het Openlucht Museum en de gemeente Tholen ben ik toen twee jaar geleden al aan het werk gegaan om een originele woning naar Sint Annaland te kunnen halen. In Stavenisse staat namelijk aan de Koning Haakonstraat nog steeds een rijtje Noorse woningen en daarvan konden we er eentje in bezit krijgen omdat die volgens de woningcorporatie gesloopt moest worden.

Het was best een teleurstelling voor me dat de kosten voor dat restauratieproject op 200.000 gulden werd geraamd. Want zoveel geld hadden we als museum niet. Dus ben ik in contact getreden met de gemeente Tholen en die was direct enthousiast. Ze was bereid eenderde van de kosten te dragen als de provincie Zeeland ook eenderde deel zou betalen. De rest van het geld zou dan door sponsors op tafel gelegd moeten worden. Er volgde overleg met de provincie Zeeland, die toen al aangaf dat de herdenking in 2003 een gemeenschappelijk project zou zijn van de provincies Noord-Brabant, Zuid-Holland en Zeeland. Om een lang verhaal kort te maken: het geld kwam er. Iedereen was enthousiast en besloten werd om de woning naar Sint Annaland te laten transporteren en daar, naast museum De Meestoof, in originele staat weer op te bouwen.”

Een tijd van veel regelwerk brak aan. Westerveld: „Ik heb zelfs contact opgenomen met de Noorse ambassade en uiteindelijk werd, in overleg met de provincies, besloten om het huisje in september 2003 te heropenen. Dan wordt namelijk de nationale en internationale hulpverlening voor het voetlicht gehaald.”

Donkerbruin
In Stavenisse is aan de Koning Haakonstraat op dit moment een lege plaats te zien waar de Noorse woning op nummer 9 heeft gestaan. „Er waren mensen die het ons kwalijk namen dat we het huis uit Stavenisse weghaalden, maar we hadden geen andere keus. We vonden namelijk dat het absoluut hier in het Zeeuwse moest worden teruggebouwd, maar in het dorpje Stavenisse zelf kon dat niet. En hoe je het ook wendt of keert: het is altijd beter om het dan in Sint Annaland neer te zetten dan het naar Arnhem te laten transporteren.”

De meeste Noorse woningen die nog aan de Koning Haakonstraat in Stavenisse staan, zijn overigens niet meer in originele staat. De huizen zijn uitgebouwd of hebben zelfs een stenen buitenmuur gekregen. Enkele exemplaren hebben nog steeds een buitenwand van donkerbruin geschilderd hout. Op één huisje hangt een bordje aan de gevel dat duidelijk maakt hoe hoog hier in 1953 het water stond: 3,26 meter. Het is nu, vijftig jaar later, niet eens voor te stellen.

In Sint Annaland staat de herbouwde Noorse woning al fier te pronken naast het museum. Westerveld is enthousiast over de kwaliteit van het gebouw. „Het waren echt heel goede woningen, we kunnen niet anders zeggen. Op sommige punten was het hout aan de buitenkant wel aan vervanging toe, maar de constructie zag er nog puntgaaf uit. Ongelooflijk.”

Wie met de huidige maatstaven van comfort de woning van binnen bekijkt, valt van de ene verrassing in de andere. Een halletje, een bijzonder ruime keuken, een mooie woonkamer en boven maar liefst vier slaapkamers en een doucheruimte. „De mensen die er in 1954 een toegewezen kregen, waren dolblij”, meldt Westerveld. Lachend vertelt hij dat het met de opbouw van de woningen, die als bouwpakket per schip vanuit Noorwegen in Rotterdam arriveerden, al snel misging. „Op de tekeningen stond namelijk duidelijk aangegeven dat de schoorsteen in het huis los moest staan van de vloeren. Maar de Hollandse bouwers dachten dat ze het beter wisten en timmerden de houten vloeren aan de schoorsteen vast. Met als gevolg dat de houten vloeren door het stoken kromtrokken. Een communicatiestoornis.”

Weldoeners
De Noren hadden de prefab woningen eigenlijk ontworpen voor de wederopbouw van Noorwegen na de Tweede Wereldoorlog. De Duitsers pasten in het noorden van Noorwegen namelijk de tactiek van de verschroeide aarde toe en staken alle huizen in brand. Om snel wat aan de huisvestingsproblemen te doen, werd door de Noren in 1946 een zogenaamde crisiswoning ontworpen. „Die Noorse crisiswoningen zagen er wel iets anders uit dan de woningen die wij hier in Holland kregen. Ze hadden namelijk een kelder met daarin een sauna. Die hadden we hier niet nodig, zodat de huizen hier kleiner waren.”

Westerveld is blij dat zijn museum nu met de Noorse woning een plaats krijgt voor een permanente expositie over de ramp. „Het huis is daarbij ook een symbool van de spontane hulpverlening door het Noorse volk”, vindt hij. Overigens hadden de Noren er zelf ook al voor gezorgd dat de bewoners van de huizen hun weldoeners niet zouden vergeten. Westerveld rommelt wat tussen de museumspullen en toont dan een grote foto van Noorwegen. Onder het schilderij is op de lijst een klein plaatje bevestigd waarop staat te lezen dat het huis aangeboden is door het Noorse Rode Kruis. „Die foto moest in iedere woning worden opgehangen”, vertelt hij. „Natuurlijk hangen wij die foto straks ook weer op in ons huis. Want het was natuurlijk toch van heel groot belang wat de Noren -en ook de andere Scandinavische landen- voor de mensen die getroffen waren door de ramp hebben gedaan.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer