Nederlandse Iraniër: Er komt verandering
Met een vals paspoort en alleen hun kleren als bezitting ontvluchtten Sepehr Bostani en zijn gezin in 2000 de Islamitische Republiek Iran. In een vrachtwagen kwamen ze nietsvermoedend in Utrecht aan. „Een blauwe auto zou ons oppikken. Die kwam nooit opdagen.”
Speciaal voor het interview heeft Sepehr Bostani (1962) een groen poloshirt aangetrokken, de kleur van de Iraanse oppositie. Het nieuws over de recente straatprotesten en de politieke ontwikkelingen in Iran volgt hij op de voet. Dat zich in de Islamitische Republiek een ommekeer aan het voltrekken is, staat voor hem buiten kijf. „Tegen de macht van het volk helpen geen leger of kernwapens. Er komt verandering; dat is slechts een kwestie van tijd.”Bostani weet waar hij het over heeft. In 1979 nam hij deel aan de Islamitische Revolutie, onder leiding van ayatollah Khomeini. „Iedereen deed dat in die tijd”, zegt de huisarts in zijn woning in het westen van Nederland. Naar typisch Iraans gebruik heeft hij een keur aan lekkernijen laten aanrukken. „Als je wat nodig hebt, zeg je het maar. Dit is een Iraans huis.”
Aanvankelijk zag Bostani Khomeini als een bevrijder voor het Iraanse volk. „Hij sprak mooie woorden over democratie en vrijheid voor iedereen. Bovendien was in onze ogen alles beter dan het regime van de sjah.”
Die hoop werd echter spoedig de bodem ingeslagen. „Al snel begon Khomeini mensen op te pakken die het niet met hem eens waren. Toen de gekozen president Bani Sadr (in 1981, RD) werd afgezet, besefte ik dat het regime richting een dictatuur ging. Samen met vrienden ben ik toen begonnen met het organiseren van activiteiten om meer vrijheid en democratie te bewerkstelligen.”
Zwarte jaren
De jaren 80 omschrijft de Iraanse arts als „zwarte jaren.” „De machthebbers onderdrukten de bevolking meedogenloos. Alles wat naar invloeden van het Westen riekte, werd keihard afgestraft. Als je werd betrapt op het bezit van cassettebandjes met westerse muziek of als je je op een westerse manier kleedde, werd je opgepakt en geslagen. Als student moest je voortdurend bewijzen dat je een voorstander van het regime was. En we werden gedwongen in de oorlog tegen Irak mee te vechten.”
Na zijn studie medicijnen werkte Bostani zeven jaar als huisarts op het platteland in het zuiden van Iran. „Ik heb daar bewust voor gekozen. Ik was daar ver weg van de grote steden en kon ook daadwerkelijk iets voor mijn volk betekenen. Als arts heb je veel invloed: het leven van mensen is soms van jou afhankelijk. Ik probeerde een sfeer van onderlinge vrede en veiligheid te creëren.”
Lange tijd had de medicus geen last van de autoriteiten, ondanks de „sociale activiteiten” die hij met een groep collega’s ontplooide. Tot hij het regime stevig tegen zich in het harnas joeg. Veel wil hij daar niet over kwijt. „Het is te gevaarlijk”, legt zijn vrouw later telefonisch uit, als ze het concept van dit artikel heeft gelezen. „Er zijn mensen met macht. Ik wil mijn kinderen niet in gevaar brengen”, voegt ze er veelbetekenend aan toe.
„Ik had vaker dingen gedaan die het regime niet welgevallig waren”, vervolgt Bostani. „Maar nu werd ik door vrienden gewaarschuwd dat mijn leven gevaar liep en dat ik het land zo snel mogelijk moest verlaten.”
Dat viel nog niet mee. Met valse paspoorten lukte het de Bostani’s uiteindelijk op een vlucht naar Turkije te stappen. Vandaar ging het verder, per vliegtuig, naar de Bosnische hoofdstad Sarajevo. Voor beide landen had het gezin geen visum nodig. Voor het vervolg van de reis wel. Daarom vluchtte de familie Bostani achter in een vrachtwagen verder naar West-Europa.
Bostani: „Ons doel was via Canada naar Amerika te reizen. We hadden het idee dat we daar het veiligst zouden zijn. Onderweg werden we ’s morgens vroeg plotseling zomaar ergens in een straat achtergelaten. We wisten totaal niet waar we waren. Een blauwe auto zou ons oppikken. Die kwam nooit opdagen.”
Tranen
„Ik vermoedde dat we in West-Europa waren”, vervolgt de Iraanse arts. „De mensen die we op straat zagen hadden blauwe ogen. Het was een chique land, mooi schoon, zoals we het van de televisie kenden. Uiteindelijk besloten we dat we ons maar aan moesten geven. Ik had slechts 150 dollar op zak en onze zoon had dringend melk nodig. Aan een jogger heb ik de weg naar het politiebureau gevraagd.”
De ontvangst op het politiebureau was heel anders dan de Iraniër zich had voorgesteld. „In mijn land zijn agenten er niet om voor je veiligheid te zorgen. Je blijft het liefst zo ver mogelijk uit de buurt van de politie. We waren illegaal in het land, we hadden de regels overtreden. Ik verwachtte dus heel ander gedrag van de politie. Toen er twee grote agenten de wachtruimte binnenkwamen, ging ik voor mijn vrouw en kind staan om hen te beschermen. Ik vroeg waar we waren. „In Nederland, in Utrecht”, zeiden de agenten. Toen begonnen we allemaal te huilen.
De agenten zeiden dat we moesten gaan zitten en vroegen of we koffie of thee wilden. Ik was stomverbaasd. Je vraagt toch niet aan een crimineel wat hij wil drinken?” zegt Bostani, terwijl hem bij de herinnering de tranen opnieuw in de ogen schieten. „Zo goed kan de politie dus zijn. Dat was een grote verrassing voor ons.”
Kort daarop begon de procedure om een verblijfsvergunning te verkrijgen. In tegenstelling tot de vaak eindeloos slepende zaken van andere asielzoekers kregen de Bostani’s al na drieënhalve maand uitzicht op het Nederlanderschap. „We stortten ons op de inburgeringscursus”, zegt Bostani. „De taal leren was voor ons erg belangrijk. Taal is de sleutel tot een samenleving. We kregen een huis en alles werd voor ons geregeld. Als mensen zeggen dat Nederlanders gierig zijn, moet ik altijd lachen. De tolerantie en gulheid verrasten ons. Het enige wat van ons werd gevraagd was dat we een goede burger waren. Daar hebben we ons best voor gedaan.”
Na de inburgeringscursus zette het Iraanse echtpaar zich in om zich in Nederland als arts te laten registreren. Na een opleiding van tweeënhalf jaar konden beiden aan de slag. Voor Nederland heeft Sepehr Bostani niets dan lof. „Ondanks de gevoelens die Wilders oproept, is Nederland een prima land voor ons. Wij hebben geen last van discriminatie, integendeel. Soms worden we zelfs overdreven vriendelijk behandeld. Ook onze twee kinderen zijn volledig geïntegreerd. Ze praten zelfs Nederlands in hun slaap.”
Ondenkbaar
Contact met zijn familie heeft Sepehr uitsluitend via internet. Of hij in Nederland gevaar loopt? De arts staart even voor zich uit. „Als ik niets doe, zal mij vermoedelijk ook niets gebeuren. Maar ik hoop natuurlijk wel dat de tijd aanbreekt dat ik iets voor mijn land kan doen.”
Zal die tijd spoedig komen, of zit het regime nog vast in het zadel?
„De situatie in Iran is nu absoluut anders dan voor de verkiezingen van 12 juni. Een voorbeeld: er kwamen onlangs berichten naar buiten over verkrachting van gevangenen door de politie. Dat gebeurde vroeger ook, maar toen veranderde er niets. Nu is de hoogste man van justitie vervangen. Dat was eerder ondenkbaar.”
Hoe sterk is de positie van president Ahmadinejad nog?
„Via mijn Iraanse contacten hoor ik dat niemand in Iran gelooft dat hij zijn nieuwe ambtsperiode van vier jaar zal voltooien. Daarvoor heeft hij te weinig steun binnen het regime. Opnieuw een voorbeeld: er liepen parlementariërs weg tijdens de beëdiging van Ahmadinejad. Dat is nog nooit vertoond. Voor de buitenwereld lijkt het alsof de huidige politieke ontwikkelingen een strijd tussen regering en oppositie zijn. Niets is minder waar. Het is uiteindelijk een machtsstrijd binnen het zittende regime. Hoofdrolspelers zijn Ahmadinejad, geestelijk leider Khamenei en oud-president Rafsanjani, een van de rijkste en machtigste mannen in Iran.”
Is Iran daadwerkelijk bezig met de ontwikkeling van kernwapens?
„Dat is wel duidelijk. Ik heb dertig jaar lang het gedrag van dit regime meegemaakt. Iran heeft nog voor 600 jaar gas om te exporteren. Dan hoef je geen programma’s voor alternatieve energie te beginnen en miljarden euro’s in een kernprogramma te investeren, in een land dat zo veel problemen heeft. Ze willen gewoon kernwapens. Energie is wel het laatste probleem waar Iran zich zorgen over hoeft te maken.”
Wat vindt u van de houding van het Westen ten aanzien van Iran?
„Iraniërs willen graag een open relatie met het Westen. Ik vind het dan ook een zwak punt van West-Europese politici dat zij de grenzen dicht houden. Een visum krijgen is vrijwel onmogelijk. Dat werkt extremisme in de hand. Als arts zou ik graag Iraanse collega’s hier uitnodigen. Dat kan dus niet. Men denkt ten onrechte dat iedere Iraniër direct als asielzoeker in Nederland blijft.”
Om veiligheidsredenen is de naam van de geïnterviewde gefingeerd.