Binnenland

Landverhuizing na de watervloed

Het duurde 46 jaar voordat emigrant J. de Kok voor het eerst weer een bezoek aan Nederland bracht. „De herinneringen aan de watersnood en aan andere dingen die ik had doorstaan, maakten het erg moeilijk voor me.” Pas in 1999 durfde hij de reis aan. Deze week arriveerde de aardbeienkweker uit het Canadese Ottawa voor de tweede maal. Hij wil de herdenking van de ramp meemaken. Zijn tante blijft thuis.

L. Vogelaar
30 January 2003 14:49Gewijzigd op 14 November 2020 00:06
Emigrant J. de Kok: „Het verschil tussen Kruiningen en Canada was zo groot en de herinnering aan de ramp zo ingrijpend, dat ik er 46 jaar lang niet toe kon komen om een bezoek aan Nederland te brengen.” - Foto RD, Henk Visscher
Emigrant J. de Kok: „Het verschil tussen Kruiningen en Canada was zo groot en de herinnering aan de ramp zo ingrijpend, dat ik er 46 jaar lang niet toe kon komen om een bezoek aan Nederland te brengen.” - Foto RD, Henk Visscher

Met donderend lawaai achtervolgde de muur van water de eenzame fietser die zich door Kruiningen haastte. Elke keer als de watervloed een sloot of greppel bereikte, werd die eerst gevuld voordat de golf zich verder spoedde. Die vertraging betekende de redding voor de vader van Jaap de Kok. Veilig bereikte hij zijn huis, waar hij nog net zijn Bijbel, zijn horloge en wat kleine spullen kon grijpen voordat hij de trap op moest, naar de zolder. Beneden vulde het huis zich in snel tempo met het zilte zeewater.

Het horloge had De Kok juist de vorige dag gekocht, in Goes. Op de terugweg stapte de vroedvrouw die De Koks kinderen ter wereld geholpen had, met haar man uit de bus en liep ze -moeizaam, vanwege de harde wind- naar haar huis. De Kok heeft hen nooit meer teruggezien. Ze kwamen om in de golven.

’s Nachts schrok De Kok wakker doordat de kerkklokken begonnen te luiden. Hij fietste naar het gemeentehuis, waar de burgemeester de mannen vroeg met scheppen en zandzakken naar de dijk te gaan. Halverwege kwamen dijkwachters hen echter tegemoet. Het water was op komst; ze konden maar beter zo snel mogelijk naar huis gaan. De Kok wilde zijn schoonouders nog gaan waarschuwen, maar het was te laat. Hij bereikte zijn huis nog net.

Buiten hoorden ze iemand schreeuwen. Het was als het geluid van een gewond dier. Een buurjongetje probeerde door het water zijn huis te bereiken en riep wanhopig om zijn moeder. Zij moest door het bovenraam aanzien hoe haar zoontje werd weggespoeld. Hij kwam in het water om.

De wind raasde en het water voerde de restanten van ingestorte huizen mee. De familie De Kok zat op zolder en zag de dood voor ogen. Angstig zaten de kinderen op een bed terwijl hun vader Psalm 91 voorlas.

Veiligheid
„Ik was ontzettend bang”, zegt zoon De Kok nu. „We zijn neergeknield en vader heeft met ons gebeden. En terwijl hij bad, voelde ik een wonderlijke rust in me komen. De Heere kon ons beschermen.”

Het huis bleef staan. Toen het eb werd, konden de benarde Kruiningers door het water naar het hooggelegen café De Korenbeurs waden. Daar zat een groot aantal mensen opeengepropt, „als sardines in een blik.” Een emmer achter een gordijn diende als toilet. Als hij vol was, werd hij door het raam geleegd in het water. Er was geen eten, geen drinken, er waren geen luiers. Enkele bejaarden lagen op een stretcher; kinderen huilden. Ondertussen was er de zorg over familieleden en vrienden. Het leven van hoeveel mensen zou de waterwolf genomen hebben?

Twee zwagers in een roeiboot brachten de blijde tijding dat de schoonouders die De Kok had willen waarschuwen in veiligheid waren. Met paard-en-wagens werden de vluchtelingen uit De Korenbeurs naar veiliger plaatsen gebracht. De familie De Kok kwam in Kapelle terecht. Daar zaten ze eerst bij familie en later in een onbewoonbaar verklaard huis, zonder wc, zonder stromend water, zonder dakgoten, maar veilig en droog.

Het fruitteeltbedrijf waar De Kok werkte, stond onder water. Om toch wat te kunnen verdienen, meldde hij zich als vrijwilliger bij de dijkversterking. Daar waren ook werklozen uit andere provincies aan het werk gezet. De Kok hield het niet uit temidden van hun gevloek en schuine praat. Hij nam ontslag, tot woede van de voorman.

Emigratie
Reeds lang voordat het water kwam, had De Kok aan emigratie gedacht. Pogingen om samen met een zwager in Nederland een eigen fruitteeltbedrijf te beginnen, waren steeds op niets uitgelopen. In Canada waren de mogelijkheden er wel. De watersnood was het laatste zetje dat hij nodig had. Toen in augustus 1953 het gat in de dijk bij Kruiningen gedicht werd, was de familie De Kok onderweg naar Ontario.

In Canada bouwden ze een nieuw bestaan op. Financieel was het heel zwaar. „De Nederlandse regering schoot het reisgeld voor. Daarnaast hadden we, als getroffene in het rampgebied, een vergoeding gekregen. Omdat wij emigreerden, moesten we echter alles terugbetalen.”

Emigreren was ingrijpend. „Vooral moeder had het moeilijk. Ze hing heel erg aan haar familie. Telefoneren kon bijna niet, dus het contact verliep per brief. Ze heeft haar moeder nooit teruggezien en kon ook haar begrafenis niet bijwonen.”

De landverhuizing hielp bij het verwerken van het leed dat de watersnood bracht. „We deden zoveel nieuwe ervaringen op, dat we minder aan de ramp terugdachten dan de mensen die in Nederland waren gebleven. We moesten heel hard werken om het hoofd boven water te houden -als jongen van 15 maakte ik elf uur per dag- en ondertussen een nieuwe taal leren, dus we hadden weinig tijd om terug te zien.”

Verandering
Voor de 14-jarige Jaap (nu Jack) was Canada een verademing. „Na alle ellende was er nu zon en ruimte, en in die tijd waren er nog zoveel mogelijkheden, ook om een eigen bedrijf te beginnen. In Kruiningen was ik veel geplaagd omdat ik een bril droeg. Daardoor had ik een minderwaardigheidsgevoel. In Canada werd ik geaccepteerd, ook al droeg ik een bril en praatte ik krom Engels. Dat verschil was zo groot en de herinnering aan de Ramp zo ingrijpend, dat ik er 46 jaar lang niet toe kon komen om weer een bezoek aan Nederland te brengen.”

Door de watersnood kwam de jonge De Kok anders in het leven te staan. „Voor die tijd was de Bijbel voor mij een boek met mooie verhalen, dat me verder weinig zei. Ik was ook erg op mezelf gericht. Door wat ik in de rampnacht heb meegemaakt, ben ik veel ernstiger gaan leven. Toen we deze week naar Nederland reisden, heb ik daarover nog zitten vertellen aan een vrouw, een filmregisseur die we tijdens de tussenlanding in Washington ontmoetten.”

Dezer dagen bezoeken De Kok en zijn vrouw de herdenking in Oude Tonge. Ze gaan ook naar Kruiningen. „Vier jaar geleden waren we daar ook. De bewoners van het huis waar wij vroeger woonden, hebben ons gastvrij ontvangen.”

Doodsangst
Het echtpaar De Kok begon het bezoek aan Nederland deze week bij een tante in Waddinxveen, mevrouw M. Lavooy. Zij gaat niet naar de herdenking. „Ik wil er ook niet te veel over horen of lezen”, zegt ze. „Ik kan er niet tegen.”

Als een stortvloed komen even later de herinneringen: het huisje in de polder, waar haar man en zij met drie kleine kinderen woonden, de jongste nog maar zes weken. De vlucht, zij in een jurk, de kinderen slechts in een pyjama. „We zijn bijna verdronken. Het licht was uitgevallen, dus op de tast hebben we de kinderen uit de bedstee gehaald. De baby lag in de kinderwagen op een matras van zeegras. Dat ging drijven. Gelukkig rolde het jongetje door het gewicht van de kruiken naar de bodem. In het donker graaide m’n man onder in de kinderwagen, terwijl ik gilde. „Ik heb ’em”, zei m’n man. Direct daarna dreef de kinderwagen weg. We gingen richting de dijk, maar we haalden het niet, want het water kwam al hoger. Gelukkig was er een boerderij in de buurt. De boer hoorde ons roepen en liet ons binnen. Hij vloekte omdat hij de deur daarna niet meer open kreeg om zijn vee te gaan redden. Man, je kunt beter bidden, zei ik. Als hij naar de schuur gegaan zou zijn, zou hij zijn omgekomen. We waren gered, maar toen ik hoorde wie er allemaal omgekomen waren, kon ik bijna niet blij zijn.”

De herinneringen grijpen mevrouw Lavooy aan. „Het komt nu allemaal weer boven.” Terwijl haar Canadese neef verder vertelt, gaat ze de kamer uit. „Boodschappen doen.” Maar in de hal zet ze haar verhaal nog lang voort tegenover De Koks vrouw. Een verhaal van kou, van duisternis, van doodsangst.

Het rampgebied herrees. „Wij hebben van de schoonmaak en de wederopbouw niets gezien”, zegt De Kok. Canada bood een nieuw bestaan. „Ik ben daar verder nooit iemand tegengekomen die ook vanwege de watersnood geëmigreerd is. De meeste mensen gingen terug naar hun dorp. Zeeuwen zijn honkvast.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer