Vrolijk luitboek van een steile calvinist
’s Werelds grootste verzameling handgeschreven luitmuziek komt uit de 17e-eeuwse Nederlanden. Auteur annex verzamelaar is een steile contraremonstrantse predikant. Het vrolijke luitboek is na eeuwen opnieuw uitgegeven.
Het werk heet ”Luitboek van Thysius”. Maar dat duidt slechts op de eigenaar sinds 1646. Auteur en verzamelaar van deze „schatkamer bij uitstek van de Nederlandse wereldlijke renaissancemuziek” is ds. Adriaen Smout (1580-1646).Deze volgeling van Gomarus, die berucht werd vanwege zijn opruiende preken tegen ketters en overheden, bleek bij zijn dood in 1646 een immense verzameling muziek te bezitten: meer dan 900 stukken voor hét instrument van die dagen, de luit.
De predikant –hij bespeelde zelf het snaarinstrument– moet de muziek overal vandaan hebben gehaald. Engelse dansen, Italiaanse madrigalen, Nederlandse drinkliedjes, Franse chansons, psalmberijmingen, Hoogliedteksten: ze zitten er allemaal bij.
Zeer waarschijnlijk al tijdens zijn studietijd in Leiden begon Smout met zijn noteer- en rubriceerwerk. Dat deden wel meer studenten. De meesten hielden daar echter mee op als ze afstudeerden. Smout ging ermee door, tot aan z’n dood in 1646.
Al direct in dat jaar werd Smouts omvangrijke boekenbezit geveild. De foliant met luitmuziek kwam in handen van de Leidse boekenverzamelaar Johannes Thysius. In diens bibliotheek, nog steeds bekend als de Bibliotheca Thysiana, is het meer dan 800 bladzijden tellende luitboek bewaard gebleven. Iedere luitist wist van het bestaan van het boek, maar bijna niemand kon erbij. Daarom heeft de Nederlandse Luitvereniging nu gezorgd voor een facsimile-uitgave. Prijs na 1 september: 140 euro.
Literair werk
Het intrigerende is dat een predikant die te vuur en te zwaard vocht tegen remonstrantse ketterij en bestuurlijke tolerantie, daarnaast een heel ander leven kende. Een leven van muziek: naast het luitboek bezat hij tal van composities, waaronder opvallend veel wereldse muziek.
En een leven van boeken: behalve theologische ook juridische, medische en historische. Maar vooral literair werk. De groten uit de internationale renaissanceliteratuur ontbraken niet, evenmin als de Nederlanders Marnix, Coornhert, Roemer Visscher, Hooft en Revius. En daarbij had Smout veel toneelwerken, onder andere van Amsterdamse rederijkers.
De toneelstukken en hekeldichten van Vondel ontbreken in zijn verzameling. Deze dichter en toneelschrijver was dan ook de grote tegenstander van Smout. Sterker, de beeldvorming rond de predikant is lange tijd bepaald door hoe Vondel hem neerzette in zijn hekeldichten: als een onbarmhartige scherpslijper en een gevaarlijke demagoog.
De satires van Vondel lijken grotendeels op waarheid te berusten. Smout wás een eigenaardig persoon. Al direct na zijn studie dringt hij zichzelf in Leiden onbeschaamd op als universitair docent. Dat gaat echter gauw mis: studenten verstoren zijn colleges door stokgeroffel en belgerinkel en bestoken hem met sneeuwballen.
In 1613 is hij tegenover de Staten van Holland wat al te stellig over de doodstraf na ketterij of godslastering. De Staten verbannen hem naar ’s-Gravenzande. Vanaf 1620 is ds. Smout in Amsterdam te vinden. Hij maakt het er zo bont met z’n uitspraken over ketters, dwalingen en tolerantie dat hij in 1630 op de trekschuit wordt gezet.
Vervolgens verstomt het rumoer rond de predikant. Misschien dat hij juist dan bezig gaat met muziek en literatuur. Heeft dat hem milder gemaakt? Hoe het zij, met zijn luitboek heeft ds. Smout de wereld in ieder geval meer nagelaten dan venijnige preken en snoeiharde brieven.