Tirza Keesmaat van zendings- en hulpverleningsorganisatie Ora en werkgroep Go-on bezocht in juli bijna veertig gemeentestichters in Midden- en Oost-Java, Indonesië. Gisteren publiceerde ze haar reisverslag.Keesmaat ontdekte dat in het land, waar officieel vrijheid van godsdienst heerst, kerkdiensten worden verstoord door gewapende moslims, voorgangers voor korte of lange tijd worden opgepakt en kerstvieringen door de politie moeten worden bewaakt. „Lokale overheden sluiten vaak de ogen uit angst voor represailles van moslimfundamentalisten.” Vergunningen voor kerkbouw zijn daarom uiterst moeilijk te verkrijgen.

Christenen in Indonesië betalen „een hoge prijs”, aldus Keesmaat. Als ze overgaan tot het chris-tendom, worden ze door hun familie verstoten. Dat betekent geen eten en geen onderdak. Anderzijds concludeert Keesmaat dat tientallen andere voorgangers wel ongestoord hun gemeentewerk kunnen doen. „Dat is een unicum in vergelijking met andere moslimlanden.” Indonesië is het grootste moslimland ter wereld. Tien procent van de Javaanse bevolking is christen. Dat zijn 14 miljoen Javanen.

Ora staat voor Orphans and Refugee Aid (Hulp aan Wezen en Vluchtelingen). De internationale en interkerkelijke organi-satie is in verschillende landen actief. In Indonesië richt Ora zich middels de werkgroep Go-on op evangelieverkondiging. Ora geeft 130 voorgangers in Indonesië financiële en morele steun in de eerste fase van gemeenteopbouw. Na vier jaar wordt de hulp afgebouwd. Dan heeft een nieuwe gemeente meestal zo’n zeventig leden. Sinds 1985 zijn via deze weg 300 gemeenten gesticht.