Kinderen bekendmaken met de Bijbel
„Wanneer we een oud kasteel zien, weten we, dat zo’n gebouw er niet zomaar gekomen is. Heel lang geleden werd het gebouwd, en vaak werd er jaren aan gewerkt eer het gebouw af was. Zo is het ook met alles wat we in de natuur zien.” Het vormen de beginregels van de uitgave ”Uit de bron. Bijbelse vertellingen voor kinderen”. Auteur C. van Rijswijk: „Kinderen lezen geboeid. Totdat de schrijver begint te preken.”
Eenenveertig jaar werkte hij in het onderwijs, waarvan dertig jaar als directeur van de Eben-Haëzerschool in Barneveld. Twee jaar geleden ging hij met de VUT.
Vertellen had altijd zijn grote liefde. „Als je zag hoe je kinderen daarmee blij kon maken. Dan zei ik: „Als jullie vandaag hard doorwerken, ga ik de laatste vijf minuten vertellen.” En of het werkte! Die vijf minuten waren natuurlijk zo voorbij.” Onvoorstelbaar, vindt Van Rijswijk (63), hoe kinderen kunnen luisteren. „Ook nu nog, jazeker. Ik heb ze meegemaakt, zo druk. En toch: ze waren te vangen.”
Zo’n zeventig publicaties verschenen tot nu toe van zijn hand. De serie ”Op weg naar het Vaderhuis”. De serie ”Het Woord van de Koning”. Het boekje ”De meester van Hondswijk”. Sommige uitgaven zijn intussen vertaald in het Engels.
Schrijven kost tijd, weet Van Rijswijk. En denkkracht. „Dat merk ik steeds, maar zeker nu ik bezig ben met de bijbelse vertellingen. Elke maandagmorgen, van acht tot twaalf, besteed ik daaraan. Al heb ik de vertelling vaak voor die tijd al wel overdacht.”
Wekelijks schrijft de oud-onderwijzer een aflevering over een bijbelgedeelte in De Wachter Sions, het kerkelijk blad van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Het was uitgeverij De Lezer in Ermelo die hem benaderde met de vraag of zij deze afleveringen mocht bundelen. Tot, zeg maar, een nieuwe kinderbijbel; maar die term gebruikt Van Rijswijk liever niet. „Er is maar één Bijbel.”
Bijbelse vertellingen voor kinderen dus. „Maar daar bleek meer werk in te zitten dan ik had verwacht. De uitgever dacht eerst aan één boek. Het zullen er -bij leven en welzijn- vijf worden. Ga maar na: deel I, met 72 vertellingen, is nu uit, en ik ben nog maar bij het sterven van Mozes.” Deel II, met 78 vertellingen, verschijnt als het goed is dit najaar. Drie delen gaan over het Oude Testament; twee over het Nieuwe. De serie is bedoeld voor kinderen vanaf tien jaar om zelf te lezen; voor kinderen vanaf zeven om voorgelezen te worden.
Maar is het nu wel nodig, een nieuwe kinderbijbel? Joh. Vreugdenhil, H. van Dam, B. J. van Wijk, C. J. Meeuse, Evert Kuijt, Ada Verrips… Van Rijswijk: „Er zijn er inderdaad heel wat. Thuis hadden we die van Van Wijk. De kinderbijbel van Vreugdenhil is ook goed, maar zijn toepassingen zijn vaak te lang. Uit ervaring weet ik dat kinderen lezen, luisteren, geboeid zijn… totdat de schrijver gaat preken.”
„In sommige kinderbijbels”, zegt de auteur van ”Uit de bron”, „bespeur ik bepaalde hiaten. Een geschiedenis als die van Mefiboseth wordt wel eens overgeslagen. Dat vind ik jammer. Die is zo mooi; vormt als het ware een afspiegeling van hoe de Heere handelt met Zijn Kerk. In andere kinderbijbels komen onjuistheden voor. Het lachen van Abraham, bijvoorbeeld, kwam niet voort uit ongeloof, zoals ik ergens las, maar uit geloof, uit heilige blijdschap.”
Aanvankelijk had Van Rijswijk helemaal geen toepassingen in zijn vertellingen willen verwerken. „Laat de Bijbel maar voor zichzelf spreken, dacht ik. Maar in overleg met de uitgever en andere personen -onder wie ds. Tj. De Jong, ds. J. Roos en ds. F. Mallan- heb ik ervoor gekozen zo nu en dan toch een enkele zin als toepassing te geven. Die is dan vooral bedoeld voor ouders, om met de kinderen nog even over het verhaal te kunnen napraten.”
Van Rijswijks vertellingen onderscheiden zich vooral daarin dat ze beginnen met de tekst waarover het hoofdstuk gaat, dat er veel letterlijke bijbelteksten in zijn opgenomen en dat elk gedeelte een of meer berijmde psalmverzen bevat. Ook de kanttekeningen worden regelmatig geciteerd.
Maakt vooral het gebruik van letterlijke bijbelteksten de vertellingen soms niet wat moeilijk? „Ik heb daarover nagedacht. In het begin verving ik woordjes zoals ”den” en ”des” door ”de” en ”van de”. Maar ik kwam erachter dat het daar niet mee eindigde. Uiteindelijk heb ik besloten de teksten -in GBS-vertaling- letterlijk weer te geven, en als die moeilijk waren, daarna in eenvoudige woorden uit te leggen. Het liefst had ik de teksten schuin gedrukt opgenomen, maar dat bleek een te onrustige bladspiegel te geven.
Moeilijk? Misschien wel. Maar het is ook een van m’n doelstellingen kinderen bekend te maken met de echte Bijbel. Bepaalde teksten bij hen in te slijpen. En ach, kinderen leren gemakkelijk; hebben een enorm geheugen. Kijk alleen al naar de manier waarop ze met de computer omgaan.”
Doelgroep van ”Uit de Bron” is „onze gezindte in haar breedte.” Is Van Rijswijk niet bang voor kritiek? Zo schrijft hij in de vertelling over de plagen: „Al die roepstemmen werkten bij Farao niets uit (…). Maar zijn wij beter dan Farao? Hoe vaak heeft de Heere al niet tot ons gesproken? Wat heeft het bij ons uitgewerkt? Hebben we psalm 6:4 (ber.) al leren roepen? Als we dit nog niet gedaan hebben, wordt het hoog tijd dit te gaan doen!” Zou iedereen zich daarin kunnen vinden? Het was toch God Zelf die het hart van de farao verhardde? „Ik verzet me”, zegt de auteur, „tegen de lijdelijkheid en onverschilligheid in onze kringen. Laten we nooit vergeten: we worden uit genade zalig en gaan om eigen schuld verloren. Wij moeten er in de weg van de middelen alles aan doen. Die eis ligt op ons en onze kinderen.”
De -goed ogende- illustraties werden verzorgd door W. Niessink. Opmerkelijk genoeg hebben schrijver en schilder voor het eerste deel nauwelijks contact met elkaar gehad. Inmiddels is dat veranderd, zegt Van Rijswijk. „Er zijn altijd dingen die je liever anders ziet.” De prent bij het offer van Kaïn en Abel bijvoorbeeld -met de bekende rookpluim die bij Abel omhoog gaat, maar bij Kaïn blijft hangen. „Zo vinden we het in de Bijbel toch niet terug.” Echter, „over het algemeen stemmen de afbeeldingen tot tevredenheid.”
Afbeeldingen van de Heere Jezus zullen in de serie niet voorkomen. Ook discretie is voor de schrijver een belangrijk punt. „Neem de geschiedenis van Jozef met de vrouw van Potifar. Of die van David en Bathséba. Natuurlijk, ik probeer de zaken eenvoudig en eerbiedig weer te geven. Maar we moeten niet vergeten dat we voor kinderen vertellen. We moeten niet plat worden.”
Over vrucht op zijn schrijfwerk hoort Van Rijswijk zelden iets. „Maar dat hoeft ook niet. De Heere gaat door met Zijn Woord, ook al zien wij het niet. Oma Anna Teerhuis vertelde de jonge Frits Kohlbrugge over de Bijbel naar aanleiding van de tegeltjes achter haar kachel. Later heeft hij nog vaak aan haar woorden moeten terugdenken. En toen hij stierf, stond op zijn tafeltje een portret van oma.
De Heere doet met Zijn Woord wat Hém behaagt.”