Brug, port en slenterstraatjes
Had de wieg van poëet Nijhoff in Portugal gestaan, dan was er nu zeker een beroemd gedicht geweest dat opende met ”Ik ging naar Porto om de brug te zien”. De gietijzeren overspanning –Ponte Dom Luis I uit 1886– van een leerling van Gustave Eiffel is op zich al zeer de moeite waard, maar vanaf en nabij die brug zijn ook nog eens verleden, heden en toekomst van de port(wijn) te ontdekken.
Boven– of onderlangs lopen: het kan beide. Over het bovenste brugdek rijden sinds een enkel jaar de wagenstellen van de Metro do Porto. Op de noordoever komen die pal voor de brug uit de grond. Stapvoets passeren ze haar. Zo blijft het ontzagwekkende bouwwerk uit de 19e eeuw intact onder de techniek uit de 21e. Op het onderste brugdek kachelt het gewone verkeer: auto’s, vrachtwagens, maar vooral veel open dubbeldekkers vol toeristen. Porto is populair.De bouw van de metro –vooraf aan het EK voetbal 2004 in Portugal– gaf een enorme bende in de heuvelstad, tweede in grootte na Lissabon. Voor treinstation Sao Bento lag een bouwkrater van waaruit de boormachines hun weg zochten door de rotsbodem. In de hal van het prachtige kopstation –ooit een klooster– zit deels nog de beschermfolie die in dat stoffig tijdsgewricht over de ‘Delfts blauwe’ tegeltableaus werd geplakt. Die mag er nu toch zo langzamerhand wel af.
Vanaf de brug gezien links beneden –gezicht westwaarts– ligt Vila Nova de Gaia, de wijk waarin zo’n beetje alle porthuizen domicilie houden. Rechtsonder ligt Ribeira, de genoeglijk rommelige wijk op de noordkade. Het is het laagste deel van een schilderachtig decor dat opklimt tot voorbij de Sé, de kathedraal van Porto.
Drie dagen
Wie alle kerken, paleizen en andere bezienswaardige rijkdommen ook van binnen wil smaken, is minimaal drie dagen bezig, zonder één moment verveling. Prijzig maar prachtig als uitvalsbasis is ”Infante de Sagres”, aan het Praça de Filipa de Lencastre. Vanuit dat hotel drie keer een hoek om en daar wacht de brug.
Voor de allermooiste stadsgezichten is meer inspanning vereist: tegen de panorama’s vanaf de Mosteira de N.S. da Serra do Pilar leggen alle andere het af. Langs de opgang naar het voormalig augustijnenklooster bloeien weelderig tropische heesters. In de verte ligt de Ponte da Arrábida (1963, uitvalsweg Coimbra-Lissabon), de brug die het dichtst bij zee de A1 over de Rio Douro helpt. Even voorbij de betonnen overspanning van 270 meter eindigt de ”Gouden rivier” in de Atlantische Oceaan.
Vlakbij het klooster begint een scherpe afdaling richting portkwartier: iets minder gaaf dan de slenterstraatjesbuurt die rondom het kabeltreintje (Funicular dos Guindais) aan de overkant ligt. Dat treintje start of eindigt nabij het onderste brugdek van de Luis I, de andere halte ligt hoog op het plein bij de Rua de Augusto Rosa. Die wijk móet iedere bezoeker in elk geval van boven naar beneden te voet door. Al was het maar om te ontdekken wat er allemaal op, aan en onder de kleine balkonnetjes past: wasgoed, fietsen, vogelkooitjes, barbecues en nog veel meer.
Cálem
Bij porthuis Cálem is de afspraak, maar alle bekende namen uit slijterij of supermarkt thuis zijn nooit ver weg. Graham, Cockburns, Croft, Dow, Kopke, Messias, Offley, Osborne, Ramos Pinto, Robertson, Taylor en Sandeman: ze zijn er. Uit veel namen blijkt meteen de voorgeschiedenis van de Vinho do Porto: die werd in eerste instantie gemaakt voor en door de Engelsen. Nadat in de 17e eeuw de invoer van Franse wijnen in Engeland verboden werd (van Franse zijde), kozen de Engelsen voor wijnen uit Portugal. De houdbaarheid tijdens de –langere– overtocht werd bevorderd door pure brandewijn bij te mengen: port was geboren.
Rita Arriola, gids bij Cálem, weet er alles van. Cálem (sinds 1859) is niet het oudste huis en met jaarlijks 4 miljoen flessen en 120.000 bezoekers ook niet het grootste, maar in Portugal is het bedrijf marktleider: met Old Friends Tawny als onbetwiste favoriet. Ook leuk: de banden met Nederland zijn hier goed zichtbaar. Op flessen ”Velhoutes” of ”Old Friends” uit de Cálemkelders staat een schilderij van een Hollandse meester; het origineel siert nog immer de directiekamer in Porto. De wijnboerderij die buiten de boedel bleef toen Cálem tien jaar geleden werd ingelijfd in het consortium Sogevinus –ook Kopke, Burmeister en Barros behoren ertoe– werd recent verkocht aan een Nederlander.
Unieke karakter
Leisteen als warmtewisselaar, een ideaal microklimaat tussen twee bergketens, een ambachtelijk productieproces en veel neerslag in de juiste maanden: het verhaal achter de 120 kilometer oostwaarts beginnende portdruivenvallei langs de Douro verklaart het unieke karakter van de zware wijnen. Er is maar één plek op aarde waar ze kunnen worden gemaakt en dat is dáár. De smalle terrassen of socalcos, onbereikbaar voor machine of tractor, vormen de basis voor de Werelderfgoedstatus die de Unesco in 2001 aan de streek toekende.
In het Cálemlogo zijn de bark van weleer en de portvaten te vinden. Buiten voor de deur liggen de historische vaartuigen waarmee de oogst vroeger de rivier afzakte. „Voor de mooiste tegeltableaus over portproductie en –verwerking moeten jullie naar het treinstation van Pinhão”, zegt Rita. Haar aanbeveling reist mee, ver stroomopwaarts.
Portugees Verkeersbureau, Den Haag. 0900-2658999 (10 cpm). www.visitportugal.com, www.visitportoenorte.com, www.hotelinfantesagres.pt.
Hip en fris
Schrijfster J. K. Rowling schreef er een groot deel van een van haar Harry Potterboeken, vertelt gids Garça Paula Ralha Vitorino. Het art déco Majestic Café aan de Rua de Santa Catarina geldt als de mooiste pleisterplaats van Porto.
Vandaag doet de ober van deze ”place to be” zijn bezoekers een hip cocktailrecept aan de hand. „Twee vingers droge witte port in een longdrinkglas, véél ijsblokjes en verder tonic. Stukje citroen erin, stampertje erbij: dé dorstlesser voor warme zomeravonden.” Port is leeftijdloos, zegt hij.
In dit geval komt de ontnuchtering bij de rekening: 8 euro p.p. Terwijl de Portugese horeca doorgaans echt een glimlach oproept bij het betalen. Deel de Nederlandse prijzen door twee of drie en het bedrag komt in de buurt. Koffie voor zeven of negen dubbeltjes…
Portwoordenboek
White Port: van uitsluitend witte druiven. Droog tot zeer droog, koel te drinken.
Ruby Port: van rode druivenrassen. Jong, helderrood en ongeveer twee jaar oud.
Tawny Port: blend (mengsel) van ports van verschillende jaren, meerdere jaren in eiken vaten gerijpt. Is bruinrood van kleur: tawny.
Aged Tawny: op de fles staat het aantal rijpingsjaren: 10, 20, 30 of meer jaar op fust.
Late Bottled Vintage Port: mengsel van ports uit één jaar, lang gerijpt. Liggend bewaard in koele omstandigheden lang houdbaar. Eenmaal open moet de LBV fles nog dezelfde dag leeg. Nee, niet in je eentje…
Colheita Port: oogst van één jaar, mininaal zeven jaar gerijpt.
Vintage Port: kwaliteitslabel voor de beste jaren, gemiddeld drie keer in tien jaar. Rijpt maximaal drie jaar in het vat, daarna traag verder op fles. Kan oud worden. Fles moet –na decanteren of droesem scheiden– binnen 48 uur leeg. Zie ook aanwijzing bij LBV.
Single Quinta Vintage Port: vintage Port van één wijngaard of quinta.
Dourocruise per trein en boot
De reis naar de wijngaarden waar de portdruiven groeien is per trein of boot te maken. Een combinatie van beide is nog aardiger. Vanaf station Sao Bento in Porto naar Peso da Régua kost een enkeltje dieseltrein slechts 8 euro. Gedurende twee uur slingert het parcours min of meer mee met de bochtige rivier: het laatste uur bijna pal langs het water. Peso da Régua is het niet al te fraai volgebouwde administratieve hart van de portwijnbouw.
Vanaf de pier van maatschappij Douroazul –station uit, rechtsaf een flinke tippel– start het cruisegedeelte richting Pinhão, het productiecentrum van de port. Rond dat schilderachtige stadje liggen de beste quintas (wijnboerderijen). In het station van Pinhão zijn de beroemde azulejos te vinden: tientallen tegeltableaus die alle facetten van de portproductie in oude tijden verbeelden.
Spectaculair onderdeel van de cruise is het schutten van de boot in de sluis naast een van de vijf stuwdammen die de Douro bevaarbaar houden en tegelijk veel groene stroom opwekken. De enorme dam tussen Peso da Régua en Pinhão telt vijf generatoren; in de aanpalende sluis worden schepen per schutbeurt van twintig minuten zo’n 30 meter ‘opgetild’ of ‘neergelaten’. Een ervaring die opvarenden niet licht vergeten; ook vanaf de wal en de sluismuur is het bekijks voor het imposante staaltje waterbouwtechniek aanzienlijk.
Van dam tot Pinhão is het interessantste gedeelte voor wat betreft de wijnbouw. Links en rechts liggen de quintas tegen de heuvels gevlijd, per wijnhuis goed aangeduid. Alle porthuizen die in Porto op de kaden staan, hebben hier hun afgepaste teeltoppervlakten.
Voor de terugreis aanvangt is het raadzaam om het Vintage Hotel –”Het mooiste hotel van Portugal”– te bekijken. In de naastgelegen portwinkel ligt het eindproduct in de rijkste schakering, buiten zijn tegenover de steiger de immense cementen opslagvaten niet te missen.