Reinigen
„En zie of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op de eeuwige weg.” Psalm 139:24
Heimelijk weet men dat men op een schadelijke weg wandelt. Men wil zichzelf echter eerst wat opschikken, in een betere staat stellen en zo wat meebrengen eer men tot Jezus durft te komen. Dat, terwijl men Hem alleen maar zijn gedaante moet tonen, zo walgelijk en zo mismaakt, zo vuil en onrein als ze is. Men moet tot Hem komen als een melaatse, zonder uitstel en met de woorden: „Heere, zo Gij wilt, Gij kunt mij reinigen.”Als men zich soms al te zondig en te vuil aanmerkt om door een heilige Jezus ontvangen te worden, begrijpt men niet dat Hij zondaren tot bekering roept en dat hoe meer men zich als goddeloos zondaar beschouwt en voelt, men gepaster voorwerp is om tot Jezus te komen. Hij is immers niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaren tot bekering.
Zie, zo veel, en nog veel meer schadelijke wegen kunnen er zijn, zelfs bij een waar kind van God. Die wegen kunnen wel met de genade bestaan, maar het is echter wel nodig ze te kennen. Zolang de schadelijke wegen Gods kinderen niet gevoelig op het hart gedrukt worden, blijven ze er ellendig in omdolen.
Joachimus Mobachius, predikant te Den Bosch
(”De staat van een uitverkorene”, 1744)