GB blijft breuk met kerk afwijzen
In ”de Waarheidsvriend” van deze week is de brief afgedrukt die het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond op 20 december heeft gestuurd aan de leden van het Comité tot behoud van de Nederlandse Hervormde Kerk. Voor het publiceren hiervan werd gekozen omdat dit het hoofdbestuur beter lijkt dan nu op de inhoud van de bezinningsdag in Putten van afgelopen zaterdag te reageren.
„Zaterdag is gebleken dat het Comité tot behoud van de Hervormde Kerk een andere weg gaat dan de Gereformeerde Bond decennialang gegaan is en ook nu als de enig begaanbare weg voor zich ziet”, aldus het hoofdbestuur in zijn brief. „We weten ons geroepen op onze post te blijven. In die roeping van Gods kant ligt ons houvast in deze roerige tijden. Daarom blijven we de weg van een breuk met de kerk afwijzen.”
In het schrijven gaat het hoofdbestuur in op de zes door het Comité opgestelde uitgangspunten voor als de fusie van de SoW-kerken een feit wordt. „Op deze plaats”, merkt algemeen secretaris drs. P. J. Vergunst op, „willen we u in alle bescheidenheid de vraag voorleggen waarom er met geen enkel woord over het verbond gesproken wordt, terwijl voor de hervormd-gereformeerde kerkvisie het verbond altijd een constituerend element is geweest. Is dit geen pijnlijk man- co?”
Daarnaast „valt het ons op en missen we het node dat in uw verklaring geen bijbels argument te lezen is voor de weg die u wilt gaan. Is dat geen ongeoorloofde verschraling? Profeten en apostelen, levieten en priesters die de Heere vreesden, bleven in de tempel op hun plaats, zelfs in de meest vervallen situatie.”
In zijn reactie gaat het hoofdbestuur in op het „ernstige tekort van de voorliggende kerkorde” waarover het Comité spreekt. „Met een beroep op de Open Brief van de Gereformeerde Bond uit 1996 wordt gezegd dat de Protestantse Kerk niet langer gezien kan worden als „de rechtmatige voortzetting” van de vaderlandse kerk.” Echter, „het alleen aanhalen van dit citaat is eenzijdig.” Eén: het hoofdbestuur heeft in die brief „nergens opgeroepen tot het bewandelen van een weg buiten de besluiten van wettig verkozen ambtelijke vergaderingen.” Twee: In hetzelfde jaar heeft de GB „nadrukkelijk uitgesproken dat hij het zijn roeping weet om „nochtans” in deze kerk op zijn post te blijven.” Bovendien „heeft de GB in het citaat nooit aangegeven of zelfs maar de gedachte willen wekken dat gemeenten en groepen die achterblijven wel „de rechtmatige voortzetting zijn van de kerk der vaderen.””
Wél juist is, aldus het hoofdbestuur, dat het Comité spreekt over „een kruispunt.” „De kerk der vaderen geeft veel, ontzaggelijk veel op.” Maar, „hoeveel bezwaar we ook hebben, haar belijdenis neemt de kerk mee. Dat ze andere elementen toevoegt, is een andere, overigens érnstige, zaak. (…) Toch geeft deze geschonden grondslag ons geen vrijmoedigheid een andere weg te gaan. Wat geschonden is, kan hersteld worden.”
Het hoofdbestuur wijst er ten slotte op dat „niet meegenomen worden” een breuk met de kerk betekent, en dat betekent „dat er opnieuw scheuren door de kerk, door de gemeenten, door families en gezinnen lopen.”