Kerk & religie

Jan Wisse is mijn naam

Dominees hebben nogal eens wat met muziek. Ik denk aan ds. A. F. Gerlach te Sint Philipsland, die vioolspeelde. Helaas misbruikte hij in 1843 zijn kunsten door straatliedjes te spelen rondom het schuurtje waar de ledeboeriaan Pieter van Dijke voorging, terwijl een toegestroomde menigte raddraaiers meelalde om de dienst te verstoren. Luther speelde luit en Zwingli bespeelde maar liefst tien instrumenten. Het favoriete instrument bij predikanten is vooral het orgel.

Ds. M. van Kooten
14 May 2009 08:08Gewijzigd op 14 November 2020 07:55
Dr. C. A. Tukker speelde twee grammofoonplaten vol. Foto RD, Anton Dommerholt
Dr. C. A. Tukker speelde twee grammofoonplaten vol. Foto RD, Anton Dommerholt

Dat is niet altijd zo geweest. Integendeel. De predikanten van het eerste uur waren wars van orgelspel in de kerk. Voetius had er grote bezwaren tegen en bij de Hoornse predikant Jacobus Hondius kreeg het orgel een plaats in het zwarte register van duizend zonden. We lezen onder zonde nummer 453: „Sondigen en dwalen soodanige menschen/ die ledematen zijnde/ nochtans meenen dat het gespeel der orgelen voor/ onder/ ende nae het Psalm-singhen plaats behoort te hebben in de Gemeynte onder het Nieuwe Testament…”Langzamerhand werd het orgel een niet weg te denken instrument dat een belangrijke plaats heeft in de eredienst. Menigmaal door toedoen van de predikanten.

Grammofoonplaat

Jaren geleden werd dat bewijs geleverd toen er een grammofoonplaat op de markt werd gebracht met als titel ”Beth-el klanken”. Op de plaat vertoonden de predikanten J. van der Haar, J. Koele, J. Koolen, A. Noordergraaf, C. A. Tukker en J. Vos hun kunsten. De opbrengst van die langspeelplaat was voor de bouw van de Bethelkerk in Waddinxveen.

Dr. C. A. Tukker speelde zelfs tweemaal een hele grammofoonplaat vol. Eenmaal op het Van Damorgel van de Dorpskerk in zijn eerste gemeente Kinderdijk. Later in zijn tweede gemeente Kamerik nog eens een plaat met opnames op orgels van de Petruskerk te Woerden, de hervormde kerken van Breukelen, Kamerik, Kockengen, Nieuwer ter Aa, IJsselstein, Zegveld en de rooms-katholieke kerk te Kanis. Zelfs werd hij betrokken als orgeladviseur bij de restauratie van het orgel in de hervormde kerk te Westbroek.

In hervormd Scherpenisse was het de kunstzinnige ds. J. J. C. Trillaard die zorgde dat er in 1907 een orgel in de kerk kwam. Hij zegde de toenmalige kerkvoogdij toe persoonlijk een gemeentelid op te leiden tot kerkorganist. Naast organist was hij ook verdienstelijk schilder en hangt er in de consistorie van Zwijndrecht een door hem vervaardigd schilderij. Tevens had hij een aap als huisdier.

Ds. Trillaard had een voorliefde voor kikkers. Op menige stille zondagavond ging hij op kikkers –in het Zeeuws puten genaamd– uit, waardoor men hem ook wel „putenvanger” noemde.

Ds. G. C. Roosendaal was ook een verdienstelijk organist. Nadat hij eerst voor de klas had gestaan op een christelijke basisschool in IJsselstein, werd hij op latere leeftijd predikant in Randwijk, Lienden en Putten. Hij was ooit een tijdlang organist van het Meere-orgel in de Jacobikerk te Utrecht.

Toen hij in Putten kwam, werd hij als adviseur gevraagd voor het nieuw te bouwen orgel voor de Nieuwe Kerk aldaar. Meer nog, hij ontwierp zelfs het orgel, dat door de firma J. de Koff en Zn. in 1955 werd opgeleverd. Zelf heeft hij de ingebruikname niet meer meegemaakt. Ds. Roosendaal overleed in 1953.

Orgelliefhebber

Binnen de Gereformeerde Gemeenten was het ds. J. W. Kersten die een verwoed orgelliefhebber en organist was. Hij werd nogal eens gevraagd om als orgeladviseur op te treden. Dat gebeurde in Waarde, Nunspeet en Dordrecht. In laatstgenoemde gemeente speelde hij in het voormalige kerkgebouw aan het Kasperspad het nieuw gebouwde Koppejanorgel ook in bij de ingebruikname in 1956.

Toen ds. Kersten op 44-jarige leeftijd overleed, schreef de hervormde predikant ds. J. T. Doornenbal in een In Memoriam in de Veluwse Kerkbode dat hij zich diens orgelspel nog herinnerde toen hij aan het einde van de Tweede Wereldoorlog een bezoek bracht in de pastorie van Kesteren. „Jan Kersten had het moeilijker dan ooit. Jurist wou hij niet worden en predikant kon hij niet worden. Hij zag geen uitkomst en geen toekomst. (…) Lang hebben we die avond gesproken, terwijl de duisternis viel. Tot hij opstond en de kerk inliep en op het orgel alles ging vertolken wat leefde in zijn ziel. Nooit zal ik die avond vergeten.”

In Nunspeet adviseerde ds. Kersten in 1957 om het harmonium, dat achter een orgelfront stond, te vervangen door een orgel afkomstig uit de evangelisch-lutherse kerk te Rotterdam. Alzo geschiedde.

Over zijn adviseurschap van een aan te schaffen orgel in Waarde gaat nog een aardig verhaal. Men had in 1948 het oog op een te koop aangeboden orgel in een rooms-katholieke kerk ergens in den lande. Kersten, die toen nog geen predikant was, zou meegaan naar de pastoor om over het orgel te praten. Nu was er een probleem. Als hij zich nu voorstelde als de heer Kersten, dan zou dat wel eens van negatieve invloed kunnen zijn. Kersten had onder rooms-katholieken nu eenmaal niet zo’n beste naam, gedachtig aan de Nacht van Kersten, waarbij zijn vader zo geageerd had tegen een gezantschap bij de paus. Hoe nu die vervelende bijkomstigheid te ontlopen?

Nu had ds. G. H. Kersten uit achting voor zijn schoonvader Samuel Wisse (overigens een AR-man) een van zijn kinderen de naam Wisse als voornaam gegeven. Dat betrof de latere predikant J. W. Kersten, die derhalve Jan Wisse Kersten heette. Misschien heeft Kersten het wel wat vreemd gevonden de achternaam van opa als doopnaam te dragen. Zo vaak hoor je dat immers niet. Nu kwam het hem goed te pas, oog in oog met mijnheer pastoor. Hij stelde zich namelijk niet voor als Jan Kersten maar als Jan Wisse.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer