„Mensen zijn vaak slechte werktuigen”
„Voor contacten tussen kerken moet je eerst weten hoe een kerk tot bepaalde vormen van kerk-zijn is gekomen, voordat je kunt oordelen”, concludeert H. A. C. van Middelkoop op grond van haar dinsdag verschenen kerkhistorisch handboek ”Kerken onderweg”.
„Mensen zijn vaak slechte werktuigen van God”, ontdekte Van Middelkoop (67) in haar kerkhistorische onderzoek. Wat haar erin bleef trekken, verwoordde ze met de boektitel, ”Kerken onderweg”. „Gelovigen –en ook kerken– die Christus centraal stellen en de marsorders van de Geest willen volgen, zijn onderweg naar een nieuwe hemel en aarde. Dat gebeurt in grote gebrokenheid, maar we blijven onderweg.”Acht jaar geleden kreeg ze van de voorloper van de gereformeerd vrijgemaakte Bijbelstudiebond en van uitgeverij Vuurbaak de vraag om een nieuwe druk voor te bereiden van het boek ”Nieuwe Nederlandse Kerkgeschiedenis” van de gereformeerd vrijgemaakte predikant ds. C. G. Bos. De tot hetzelfde kerkverband behorende Van Middelkoop: „Ik zou het niet gedaan hebben als ik niet de opdracht had gekregen.”
Van Middelkoop had in het verleden meegewerkt aan verscheidene publicaties van ds. Bos. „Maar ik ben geen historicus. Ik heb enkele jaren Nederlands gestudeerd, maar verder ben ik een amateur met belangstelling voor kerkgeschiedenis.”
Hoewel het plan een uitgebreide herdruk was, besloot Van Middelkoop een andere richting in te slaan. „Ik wilde graag een objectieve beschrijving geven”, vat ze haar werk samen. „Dat is voor mij echt een principe.” Haar boek verschilt hiermee van dr. L. Praamsma’s vierdelig kerkhistorisch standaardwerk ”De kerk van alle tijden”. „Hij schrijft duidelijk vanuit zijn visie als gereformeerd theoloog en geeft een eigen oordeel over de kerkgeschiedenis. Dat mag natuurlijk en past misschien ook bij die tijd. Ik heb in ”Kerken onderweg” geprobeerd de lezers materiaal te geven om ze zelf een visie te laten vormen.” Het ”Handboek Christelijk Nederland” van E. G. Hoekstra vindt Van Middelkoop te wetenschappelijk en te weinig een leesboek. Haar boek is geschreven voor „de geïnteresseerde, gewone lezer.”
Doopsgezinden
Ondanks de zoektocht naar „objectieve” geschiedschrijving, heeft Van Middelkoop zich ook laten leiden door eigen voorkeuren. Zo beslaat de geschiedenis van de Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt relatief veel bladzijden.
Ook de „christelijke kerk van voor de Reformatie” en de Rooms-Katholieke Kerk krijgen een ruime plaats toebedeeld. „Ik zie de kerk van voor de Reformatie zelf als de algemene kerk, waarvan ook de protestantse kerken afstammen. En de Rooms-Katholieke Kerk stond ver van mij af. Door het onderzoek leerde ik veel.”
De Reformatie moest het vanuit praktische overwegingen doen met minder papier. „Er is al zo veel over geschreven. Zou ik dat over moeten doen? Maar daar zullen recensenten vast kritiek op hebben”, glimlacht ze.
In een volgend hoofdstuk legt Van Middelkoop een relatie tussen een bepaalde bevindelijkheid en doperse gedachten. Ze schrijft dat voor deze bevindelijken de gang van God in het leven „voor een deel te vergelijken is met de nadruk die doopsgezinden legden op de bijzondere weg waarlangs God rechtstreeks door Zijn Geest tot de gelovige kan komen. Een weg die staat naast en soms zelfs boven die van Zijn Woord.” Van Middelkoop: „Ik ken deze wereld van dichtbij. En als ik deze bevindelijken hoor, denk ik wel eens: de Bijbel zegt meer. Door de nadruk op het bepaalde uur en de stadia van de bekering wordt de mens teruggeworpen op zichzelf. Ook het vertrouwen dat je mag hebben als kind van Gods verbond lijdt daaronder. Gelukkig verandert deze houding. Niet alle bevindelijken zijn hetzelfde. Ook moet je in contacten wel met nadruk zeggen dat iedere gelovige een bepaalde bevindelijkheid moet kennen.”
De gereformeerde belijdenis ligt Van Middelkoop na aan het hart. Ze schrijft dat de Gereformeerde Bond soms toeliet wat inging tegen de „gereformeerde beginselen.” Zo mocht dr. C. Graafland bijzonder hoogleraar blijven, ondanks zijn publicatie ”Van Calvijn tot Barth”, waarin hij „afstand nam van de volgens hem strenge verkiezingsleer in de Dordtse Leerregels.”
Voeding
Het schrijven ging Van Middelkoop niet altijd gemakkelijk af. „Ik ben een ontzettende precieseling. Ik kan over één alinea lang dubben. Het is wel eens erg diep gegaan. Hoe kom ik ooit klaar, dacht ik toen ik bij hoofdstuk vier was aangeland en nog negen hoofdstukken voor de boeg had. Mijn broer Theo, aan wie ik veel te danken heb gehad, sprak me streng toe: „En nu kiezen! Stoppen of doorgaan!” Toen werd het doorgaan.”
Daarbij moest Van Middelkoop de neiging onderdrukken om het boek steeds te actualiseren. Een van de laatste kerkelijke ontwikkelingen in het boek is de ophef rond ds. K. Hendrikse.
Of het boek goed in de markt zal liggen, weet ze niet. Kerkgeschiedenis is niet erg in trek. „Dat was in 1980 en 1990 anders. Misschien heeft de nadruk op het persoonlijk geloof kerkgrenzen vervaagd en belangstelling voor de kerk verminderd. Dat geloof in Christus moet wel centraal staan, maar je hebt daarvoor de voeding en de bescherming van de kerk nodig. Dan gaat het om een kerk die zich laat leiden door het Woord van God. Kerkelijk samenleven mag geen onbelangrijke zaak zijn.”