Inspectie onderzoekt Amsterdamse hoofddoekjeskwestie
Minister Van der Hoeven (Onderwijs) heeft de Onderwijsinspectie gevraagd te kijken naar de hoofddoekjeskwestie op de Amsterdamse basisschool Timotheus. De 12-jarige leerling Jasmin Bensid volgt daar sinds deze week apart les, omdat ze weigert haar hoofddoek af te doen in de klas. Dat heeft een woordvoerster van de minister vrijdag gezegd.
Volgens de minister moeten de ouders en de school zelf een oplossing zoeken om te zorgen dat het kind gewoon onderwijs krijgt. Over de kwestie zelf wil de minister verder geen uitspraken doen.
In het algemeen is de minister van mening dat scholen wel in overleg met de medezeggenschapsraad een verbod op hoofddeksel en hoofddoekjes in het reglement kunnen opnemen. „Als een school dat afspreekt in de reglementen, dan houd je je daaraan”, vindt Van der Hoeven. Leerlingen en hun ouders die het daarmee niet eens zijn, moeten maar op zoek naar een andere school.
In de onderwijswereld leeft thans de overtuiging dat een dergelijk verbod stand houdt bij de rechter, als de regels maar consequent worden gehanteerd en ouders uitdrukkelijk voor inschrijving van het kind op de hoogte gesteld worden van die regels.
De Commissie Gelijke Behandeling is het er echter niet mee eens. Volgens een woordvoerster is een verbod op hoofddoekjes in strijd met de godsdienstvrijheid en dus in strijd met de gelijke behandeling. Een school kan een hoofddoekje wel verbieden als dit gevaar voor de leerling oplevert, zoals bijvoorbeeld in de gymnastiekles. „Maar er zijn tegenwoordig ook speciale sporthoofddoekjes”, aldus de woordvoerster.
Volgens de woordvoerder geldt die regel ook voor stageplaatsen. Scholen kunnen alleen regels stellen aan personeel, niet aan leerlingen, stelt zij. Bij gezichtsbedekkende sluiers is dat anders. Die kunnen de communicatie belemmeren. „Iemand met een gezichtsbedekkende niqaab, chador of burqa kan bijvoorbeeld geen doventolk worden. Loshangende stukken stof kunnen gevaarlijk zijn bij machines.”