Oordeel
„Maar Ik zeg u, dat van elk ijdel woord, hetwelk de mensen zullen gesproken hebben…” Mattheüs 12:36
Gelijk men een bloem kent aan zijn reuk en een klok aan de slag, kent men een mens aan zijn redeneringen. Daarom waarschuwt de Heiland zo ernstig, zeggende dat de mensen rekenschap zullen geven in de dag van het oordeel van elk ijdel woord dat ze gesproken hebben.Die van de mens rekenschap eist, is de Zoon van God, want de Vader oordeelt niemand, maar heeft alle oordeel de Zoon gegeven. Het is Dezelfde die hier zegt: Maar Ik zeg u… De gunst van de rechter is een grote hulp in een rechtszaak, wanneer zij op billijkheid gegrond is. Daarentegen is de ongunst van de rechter voor de overtreder een voorbode van verlies en dood. Zo maakt dit in het oordeel de vromen verdraaglijk en de goddelozen verschrikkelijk.
Wie zijn zij, die in het oordeel moeten verschijnen? De mensen: hoog en laag, arm en rijk; van wat rang of ouderdom zij mogen zijn. Hier helpt geen verontschuldiging, want de rechter is alwetend. We kunnen Hem ook niet ontlopen, want Hij is alomtegenwoordig. Hier heet het: wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus.
Coenraad Mel,predikant te Herszfeld
(”Bazuinen der eeuwigheid”, 1731)