Uitwendig
„…dit volk tot Mij nadert met zijn mond en zij Mij met hun lippen eren, doch hun hart verre van Mij doen…”Jesaja 29:13
Wordt een mens ziek, dan wil die arme ziel zich van de zonde losmaken. Dan zal die diepgewortelde zondenboom uitgeroeid moeten worden en men wil met een koele zucht terstond in de hemel opklimmen. Dan wil men het werk dat zo gewichtig is, namelijk de uitwerking van de zaligheid met vreze en beven, waaraan men zijn gehele leven had behoren te besteden, in een uur afdoen. Indien er dan maar een predikant bij de hand is om de stervende enige vertroostende woorden toe te spreken, menen zij dat de ziel, uitvarende, terstond plaatsneemt in Abrahams schoot. Indien men zichzelf maar overreden kan dat de Heere Jezus voor ons gestorven is, dan is het wel gesteld.Oordeel nu zelf eens mensen, ik spreek tot u als tot verstandige, of het niet met het hedendaagse christendom zo gelegen is. Is dat nu niet juist wat God bij de profeet zegt: Het volk nadert tot mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij?
Zie, als de satan het maar zo ver kan krijgen dat hij het hart van de mond afzondert en men zich met het uitwendige vergenoegt, dan heeft hij het ver gebracht.
Coenraad Mel,predikant te Herszfeld
(”Woord op zijn tijd”, 1730)