Fundamenteel / Kontekstueel / Saambinder
Fundamenteel
Moeten wij nu ook nog vasten? Dat is de vraag die Kees van Woudenbergh opwerpt in Fundamenteel (blad van Solidamentum, vereniging voor studerenden op gereformeerde grondslag). Zijn antwoord luidt bevestigend.„Concluderend moet gesteld worden dat ook in onze tijd nog gevast moet worden. Maar zoals hierboven staat „als gehoorzame kinderen Gods.” Geldt dit alleen voor de gelovigen? Ik denk het niet, de Ninevieten vastten ook en de Heere stelde het oordeel uit, de stad Ninevé werd niet omgekeerd. Ook schrijft Teellinck in de inleiding van ”De Christelijke Leidsman” de vastenbiddag voor aan drie soorten mensen. „Allereerst aan onwilligen en tragen, die geen lust hebben tot het werk der bekering. Ten tweede aan verwaande en laatdunkende mensen, die zichzelf wijs maken dat zij reeds bekeerd zijn, wanneer het, och arme, daar nog ver van is! Ten derde weinig wetende en kleinmoedige mensen, die wel gaarne het werk der bekering zouden willen beoefenen, maar kwalijk weten hoe zij het zullen aanleggen.”
Wel moet vasten duidelijk meer zijn dan alleen uitwendig vertoon en mag het absoluut niet als verdienstelijk werk worden gezien.”
Kontekstueel
In Kontekstueel (Tijdschrift voor gereformeerd belijden nú) schetst prof. dr. Hijme Stoffels een somber scenario over de toekomst van de kerk – dat hem overigens niet zo waarschijnlijk lijkt.
„We schrijven 24 januari 2029. Een digitaal krantenbericht: „Gisteren heeft de laatste kerk in Utrecht haar poorten gesloten. Als enig overgebleven kerkgebouw na de grote kaalslag van de afgelopen twintig jaar, was de Jacobikerk altijd nog een toevluchtsoord voor een kleine rest van getrouwe gelovigen in de stad, die de knie van Baäl niet wilde buigen. Tot gisteren dus, toen de hoogbejaarde koster de sleutels van de kerk symbolisch overdroeg aan de Utrechtse opperimam. De Jacobikerk zal in de toekomst fungeren als moskee.
Het handjevol overgebleven kerkleden –gemiddelde leeftijd 75+– heeft geen onderdak en zal voorlopig in wisselende Utrechtse huiskamers zijn godsdienstoefeningen houden. Een eigen predikant kon men al enkele jaren niet meer betalen. Men is blij dat het gebouw in ieder geval nog een religieuze functie zal blijven behouden.”
De Saambinder
Studenten van de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten interviewden voor De Saambinder emeritus predikant ds. J. Mijnders.
„Mijnders leefde tot zijn 21e jaar naar het goeddunken van zijn hart, tegen beter weten in. Toen zijn vader aan tafel Psalm 91 las, schoot de Heere een pijl in zijn hart, waarop hij uitriep: „O God, ik ben onbekeerd en sta buiten die schuilplaats, wat inhoudt: sterven!” (…)
Op zekere keer reed hij met ds. C. Harinck mee, die van 1962 tot 1971 de gemeente van Utrecht diende. De broeders kwamen uit Dordrecht. Onderweg zette ds. Harinck de auto stil en vroeg hem onverwacht: „Loop jij soms met een roeping voor het leraarsambt?” Ds. A. F. Honkoop had aan ds. Harinck verteld dat zijn vader, ds. P. Honkoop, vast te geloven had gekregen dat Mijnders nog eens op de preekstoel zou komen. Mijnders moest bekennen dat hij daarmee liep te tobben, maar had dat nog tegen niemand willen zeggen. (…)
In een nacht van strijd bepaalde de Heere hem bij Genesis 45:28: „En Israël zeide: Het is genoeg, mijn zoon Jozef leeft nog; ik zal gaan en hem zien, eer ik sterve.” Toen mocht Mijnders capituleren. Hij vroeg een attest en kreeg dat ook, maar werd vervolgens door het curatorium afgewezen. Bij thuiskomst zei zijn vrouw: „Afgewezen zeker? Ja, de Heere kan geen mensen gebruiken die al dominee zijn voordat ze dominee zijn.” Na een veelbewogen jaar mocht hij opnieuw naar Rotterdam en werd hij aangenomen. (…)
Na enkele jaren was de tijd aangebroken dat hij een proefpreek moest houden. Mijnders had gelegenheid gekregen om te spreken, maar het bleef langer dan een minuut stil. Hij wist geen woord uit te brengen. „Dan duurt een minuut erg lang. Toen pas opende de Heere mijn mond.” Na de bespreking van de preek sprak ds. L. Rijksen: „Ja Mijnders, het valt niet mee, hè, als de motor niet wil starten.””