Berlijn: Eerherstel voor internaatskinderen
Kindermishandeling was in de West-Duitse kindertehuizen tot in de jaren 70 aan de orde van de dag. Volgende week start op initiatief van de Duitse Bondsdag een ”Ronde Tafel”, die de weg naar eerherstel en schadevergoeding voor honderdduizenden voormalige ”Heimkinder” moet vrijmaken.
De mishandeling vond plaats in zowel staatsinstellingen voor staatsopvang als in de christelijke tehuizen. Decennialang zwegen de internaatskinderen over hun ervaringen.Ingeborg Schneider (haar naam is gefingeerd) was acht jaar toen haar moeder besloot dat haar kinderen beter af waren in een tehuis. De alleenstaande vrouw zonder schooldiploma moest een baantje als rondreizende vertegenwoordiger aannemen om in haar levensonderhoud te voorzien. Ingeborg en haar twee jaar oudere zus kwamen terecht in het Evangelische kinder-tehuis Ebenezer in Hannover. Het was het begin van een lange kwelling, zegt de 62-jarige.
In de naoorlogse jaren van wederopbouw en van het Duitse ”Wirtschaftswunder” was er voor de West-Duitse kinder-tehuizen nauwelijks geld. „Wat me nog zeer goed is bijgebleven, is de honger”, zegt Schneider. Iedere dag kregen we hetzelfde eten. Vettig boterhampapier werd meegekookt, zodat je nog wat vet in je soep had. Geen fruit, en vlees ook bijna niet.” Na de soep moest ze met de andere kinderen de zusters bedienen. „Kaas, worst, echte boter, van alles. Die kwamen niets tekort.”
Nietige voorvallen konden voor de verantwoordelijke sociale dienst, de ”Fürsorge”, een reden zijn om kinderen en jongeren vanwege zogenaamde verwaarlozing in een inrichting te stoppen. Een klacht van de buren, spijbelen of in het openbaar zoenen door verliefde stelletjes. Niet zelden werden kinderen dan direct van straat of uit school meegenomen.
Alleen al in de jaren '60 werden zo’n 200.000 kinderen in tehuizen ondergebracht. De helft was tussen de twee en de vier jaar, sommigen zaten er hun hele jeugd.
Het grote publiek raakte echter pas drie jaar geleden op de hoogte van wat zich in de tehuizen afspeelde, toen Spiegelredacteur Peter Wensierski met een onthullend boek kwam. Onder de provocerende titel ”Een pak slaag in naam van de Heer” beschrijft hij hoe het er in veel tehuizen aan toe ging.
Publieke vernederingen, lijfstraffen en eenzame opsluiting als vorm van ‘bezinning’ waren aan de orde van de dag. Sommige tehuizen beheerden bedrijven of werkplaatsen waar jongens en meisjes vanaf hun veertiende onder dwang werkten. Werkdagen van tien uur waren geen uitzondering. De kinderen kregen nauwelijks of helemaal geen loon.
Als een van de weinige kerkverbanden besloot de Evangelische Kerk Nedersaksen na het verschijnen van Wensierski’s boek tot introspectie. Hans Bauer onderzoekt in opdracht van de kerk inmiddels twee jaar de praktijken in de kindertehuizen die onder de Nedersaksische Evangelische Voogdij vielen. „Ik heb dingen gehoord die ik nooit had geloofd als een buitenstaander me het zou hebben verteld.”
Bijna zonder uitzondering hebben Bauers geïnterviewden de kerk de rug toegekeerd. Bauer, zelf twintig jaar leider bij het Evangelisch Opvoedkundig Verband in Nedersaksen, zegt onthutst te zijn over het feit dat de kerk zich niet van de tuchtigingspraktijken heeft gedistantieerd.
De aanzet tot hervormingen kwam eind jaren 60 van de democratiseringsbewegingen die de autoritaire opvoeding aan de kaak stelden. Misstanden namen daarna snel af.
Voor de kinderen die toen hun internaatstijd al achter de rug hadden, ging de lijdensweg verder. Bauer: „Voor velen was ik de eerste met wie ze over hun tijd in de inrichting spraken.” Ook Ingeborg Schneider verborg haar verleden lange tijd. „Uit schaamte”, zegt ze. „Als kind uit een tehuis had je een stigma. We waren immers kinderen uit buitenechtelijke huwelijken of van alleenstaande moeders, vaak van lage komaf. We golden als uitschot.”
Schneider denkt dat de tijd dringt om het verleden te verwerken. „Velen zijn nu zo oud dat het bejaardenhuis dichtbij komt, waar ze ook weer afhankelijk zijn. Verdringen gaat dan niet meer.”