Kleinmoedige zielen zullen hier klagen over het gebrek aan honger en dorst en over het weinig ondervinding hebben van zielsverzadiging. Geliefden, er is een vrees in hen of er wel een honger en dorst in hen is, en of dat wel de ware is. De honger en dorst zijn zo klein en niet altijd even sterk.Weet, geliefden, dat de ware zielshonger en -dorst ook in Gods kinderen niet altijd even sterk zijn. Er zijn trappen wegens de ongelijke invloed van Gods Geest. Ook verbergt de Heere Zijn aangezicht wel eens.

Zijn de honger en dorst naar de gerechtigheid klein in u? Als zij maar oprecht zijn, dan is het de Heere aangenaam. Hij wil Zijn hand ook tot de kleinen wenden. Het gekrookte riet wil Hij niet verbreken en de rokende vlaswiek niet uitblussen. U voelt uw gebrek hier in en een honger en dorst daar naar. Troost u daarmee dat Hij die een goed werk in u begonnen is, het ook zal voleinden. Onthoud u van alle zondige verkwikkingen. Neem Jezus’ gerechtigheid steeds door het geloof aan. Smeek Hem steeds dat Hij al uw gebrek vervullen wil en hiernamaals zult u dan ten volle verzadigd worden.

Johannes Barueth, predikant te Dordrecht

(“De predikende en wonderdoende Christus”, 1752)