NAVO trekt met ‘snelle reactiemacht’ de wereld in
NAVO-troepen die opereren in Ivoorkust om met geweld de vrede te handhaven. Troepen die onder NAVO-commando staan om vredestaken uit te voeren in Afghanistan. Scenario’s die tot voor kort niet denkbaar waren. Sinds de recente top in Praag van 21 en 22 november lijkt de rol van de NAVO definitief veranderd te zijn.
De NAVO was in de Koude Oorlog uitsluitend een defensieve alliantie, waar het recht op collectieve zelfverdediging centraal stond. Een aanval op een NAVO-lidstaat werd volgens artikel 5 van het NAVO-verdrag beschouwd als een aanval op alle lidstaten. Na Praag is dit hoofdstuk afgesloten. De NAVO gaat ’wereldwijd’. Troepen van NAVO-lidstaten kunnen overal ter wereld worden ingezet.
Om die reden hebben de Amerikanen voorgesteld een NATO Response Force (NRF) op te zetten, die binnen het nieuwe strategische concept een sleutelrol speelt. Het voorstel voorziet in een multinationale strijdkracht, gebaseerd op een roterende ’pool’ van gevechtstroepen, hoofdkwartieren en ondersteunende eenheden die zeer snel op maat gesneden voor allerlei verschillende missies in het totale geweldsspectrum ingezet kunnen worden.
Het gaat om 21.000 man, die binnen dertig dagen inzetbaar moeten zijn. De NAVO-leiding krijgt daarmee de beschikking over een reactiemacht waarmee binnen een kort tijdsbestek en met moderne, mobiele en flexibele zee-, land- en luchtstrijdkrachten alle mogelijke missies binnen en buiten het NAVO-verdragsgebied kunnen worden uitgevoerd. De NAVO-leiders vinden dat hun strijdmacht spoedig op deze wijze operationeel moet zijn, in elk geval voor oktober 2004. In oktober 2006 zou de NRF volledig inzetbaar moeten zijn.
De vraag is natuurlijk hoe dit nieuwe initiatief zich verhoudt tot het al bestaande plan tot oprichting van een Europese defensiemacht. Dat laatste initiatief kwam in september 2000 tot stand. De bedoeling was om in 2003 een Europese troepenmacht (Rapid Reaction Force) operationeel te hebben. De taken zijn vooral gericht op humanitaire werkzaamheden, crisismanagement en vredeshandhaving. De interventiemacht zou in staat moeten zijn om in een straal van 3800 kilometer buiten Europa binnen zestig dagen zo’n 60.000 man in een crisisgebied te brengen.
Er wordt wel gezegd dat de NRF een directe concurrent is voor de EU-troepenmacht. Volgens generaal James Jones, die volgend jaar het hoofd van Surpreme Command Europe (Saceur) wordt, is dat niet het geval. Hij voorziet geen conflicten en heeft daarvoor goede argumenten. Hoewel enige ”double-hatting” (overlap) onvermijdelijk zal zijn, zijn het twee verschillende concepten. Waar de EU-interventiemacht zich uitsluitend met vredesoperaties (zogenaamde ”Petersbergtaken”) zal bezighouden, is de NATO Response Force vooral bedoeld om speciale operaties, ook in het hoogste deel van het geweldsspectrum, te kunnen uitvoeren. Om echter conflicten te vermijden is het belangrijk dat tussen Engeland en Frankrijk overeenstemming bestaat over de interpretatie van beide concepten. De Britten zijn er, in tegenstelling tot de Fransen, steeds van uitgegaan dat de Europese reactiemacht geen gevechtstaken heeft.
Verder zal bij de vorming van de Europese defensiemacht een aantal problemen moeten worden weggenomen. In een tijd waarin veel Europese landen op hun defensie bezuinigen betekent dit dat EU-landen die willen deelnemen aan de Europese reactiemacht, middelen die in het kader van de NAVO worden uitgegeven, hieraan zullen onttrekken en gebruiken voor de EU-reactiemacht. Troepen en middelen kunnen immers maar één keer worden ingezet.
Daarnaast staan niet alle EU-lidstaten even hard te juichen bij een EU-macht. Ierland, Oostenrijk, Zweden en Finland (de landen die vanouds een politiek van neutraliteit voeren) hebben hun twijfels over de realisatie van het plan. Denemarken is ook sceptisch en tijdens het huidige voorzitterschap van de Europese Unie houdt dit land zich niet bezig met de defensiezaken van de Unie. Ook Turkije staat niet te trappelen. Ankara eist bijvoorbeeld harde garanties dat de EU-macht nooit gebruikt wordt in gevoelige gebieden als Cyprus en de Egeïsche Zee. Daar komt nog bij dat sommige Centraal-Europese staten veel meer voelen voor de NAVO-troepenmacht dan voor het plan van de Europese Unie. Washington heeft voorgesteld dat deze landen (met name Tsjechië) hun aandeel in de NAVO-troepenmacht kunnen leveren.
Anderzijds staat de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Fischler, weer gereserveerder ten aanzien van de NAVO-troepenmacht. Hij stelt drie belangrijke voorwaarden: de inzet gebeurt via unanimiteit tussen de NAVO-leden, de rol van Duitsland in deze macht wordt bepaald in het Duitse parlement, en de NRF mag niet hetzelfde werk doen als de EU-reactiemacht.
De Europese reactiemacht heeft een beperkte geografische reikwijdte. De bedoeling is haar in te zetten in crises in Europa, en dan met name op de Balkan, mogelijk in Afrika en in het Midden-Oosten. Het gaat daarbij vooral om het geven van humanitaire hulp, het evacueren van burgers uit gevechtszones of het scheiden van oorlogsvoerende partijen.
Een ander probleem voor de Europanen is de logistiek. Om op grote schaal troepen te kunnen vervoeren zijn grote transportvliegtuigen nodig. De Amerikanen hebben zo’n 250 grote transportvliegtuigen om hun troepen en hun materieel te vervoeren naar crisisgebieden, terwijl de Europanen er slechts elf hebben. Op (korte) termijn zal de EU voor de snelle inzet van troepen en materieel afhankelijk zijn van de grote Amerikaanse C-17 Globemasters of eventueel van gehuurde Russische Antonov-vliegtuigen. In dit opzicht zal de EU-macht een concurrent zijn van de NRF, omdat ook de NAVO Reaction Force van deze C-17 Globemaster gebruik zal maken. De C-17 is groter dan het nog te bouwen Europese transportvliegtuig, de A400M. Daarbij komt dat de Duitse minister van Defensie, Peter Struck, recent aangaf dat Duitsland nog maar zestig van deze transportvliegtuigen zal aanschaffen in plaats van de oorspronkelijke 73. Ook waar het gaat om communicatiemiddelen en het verzamelen van inlichtingen zal zo’n EU-interventiemacht nog lange tijd afhankelijk zijn van het Amerikaanse leger.
Zo zal het Europese defensiebeleid hoe dan ook in de toekomst in belangrijke mate worden geconfronteerd met een Amerikaanse inbreng.