„Geloof en denken horen bij elkaar”
„De activiteit van het denken en de ontvankelijkheid van het geloof liggen natuurlijk niet op één lijn, maar het is onze opgave om die twee bij elkaar te brengen, in onze existentie, in onze tijd, onder de condities zoals ze voor ons gelden.”
Zo bracht dr. H. S. Benjamins vrijdag de taakstelling van moderne gelovigen onder woorden op een studiedag van Op Goed Gerucht over ”Verlichting en verwarring”. Op Goed Gerucht is een beweging van, zoals voorman ds. J. G. Offringa het onder woorden brengt, „ouderwets moderne theologen” binnen de Protestantse Kerk in Nederland.De bedoeling van de studiedag is duidelijkheid te verschaffen over hoe Op Goed Gerucht het begrip ”modern” wil verstaan. Dr. Benjamins, docent dogmatiek aan de Protestantse Theologische Universiteit en gepresenteerd als „onze man in Leiden” en „onze eigen Obama”, was uitgenodigd daarover zijn licht te laten schijnen. Dr. Benjamins tekende de moderne theologie als een traditie van reeds twee eeuwen oud. „De moderne theologie heeft zich van binnenuit met de verlichting verbonden, maar heeft daartegenover ook altijd reserves en een eigen inbreng gehad. Een modern theoloog beweegt ook met de tijd mee en wil zich niet onttrekken aan de postmoderniteit, die de uiteindelijke ongefundeerdheid en relativiteit van waarden heeft laten zien.”
Ironisch
Dr. Benjamins meent dat de postmoderniteit uitnodigt om zich ironisch tot waarden te verhouden, maar is tegelijk de overtuiging toegedaan dat moderne theologen daarin niet moeten blijven steken. „Wij kunnen geen waarden funderen. Maar ik geloof dat wij ernstig tekortschieten als wij ons niet langer door waarden laten aanspreken. Onder de condities van de postmoderniteit kunnen we het Evangelie, het geloof of christelijke opvattingen niet langer objectief voor het voetlicht brengen, maar we kunnen ons wel ontvankelijk opstellen en ons bekennen tot wat ons overtuigt. Wij kunnen slechts zeggen, hoe wij door God worden aangesproken en daarom geldt dat wij altijd ook over onszelf spreken als wij over God spreken.”
Aan het slot van zijn lezing maakte dr. Benjamins concreet hoe hij zich persoonlijk voelde aangesproken: „Er zit in het Evangelie, in de gestalte van Christus, een manier van zijn waaraan ik mij gewonnen wil geven. Jezus heeft zijn waarden niet alleen geleerd, maar ook geleefd. In vlugschrift: Hij heeft God geleefd. Hij heeft Zichzelf niet laten gelden, maar Hij heeft Zichzelf opgeofferd om deze waarden, om God, te laten gelden. Jezus leert mij dat je zo los kunt komen van jezelf dat je juist daardoor jezelf kunt worden, in een gehoorzaamheid aan wat jou overstijgt. De opstanding zegt mij dat Jezus geen ”loser” was. De humaniteit is verheerlijkt bewaard bij God, ook als ze door ons geschonden wordt.”
Andersheid
Uiteindelijk ziet dr. Benjamins de moderne theologie als breder dan alleen de stroming van de vrijzinnigheid, omdat allerlei inzichten daarbuiten zijn overgenomen. „Moderne theologie stond in de twintigste eeuw voor de overtuiging dat God te maken heeft met een ons onbekende andersheid. De moderne theologie geeft ons daarmee een breed spectrum aan opvattingen, waarmee wij binnen de ruimte van Op Goed Gerucht ook heel goed uit de voeten kunnen. We kunnen van Schleiermacher tot Barth of van Scholten tot Dingemans verschillend gekleurd zijn.”
Opstanding
In diverse workshops kon er –met de ondertitel van het dagthema– „gespeeld” worden met de moderne theologie. Er was gelegenheid door te praten met dr. Benjamins en van gedachten te wisselen over twijfel en modern geloof met ds. Offringa.
Onder leiding van dr. A. Spijkerboer, protestants predikante te Rijswijk, spraken anderen met elkaar over de moderne manier van Bijbellezen van ds. Carel ter Linden op het punt van de opstanding van Jezus. Voor ds. Ter Linden is de betekenis van de opstanding dat Zijn geest voortleeft in Zijn volgelingen.
De breedte van de beweging Op Goed Gerucht kwam tot uiting bij de bespreking. Vrij algemeen wordt de opvatting gedeeld dat ds. Ter Linden de discussie omzeilt of Jezus lichamelijk is opgestaan of niet. De een kan echter goed uit de voeten met ds. Ter Lindens visie op de opstanding dat de naam en de geest blijven voortleven en vindt de focus op het leven na de dood „een bijna heidense component” hebben; de ander meent dat het Evangelie op deze manier te ver wordt „uitgekleed” en dat men de werkelijkheid van het voortleven na de dood moet laten staan. „De opstanding kan alleen een appel zijn als er werkelijk iets gebeurd is”, zo zei iemand.