Verspieders leiden leven van leugens
Fotograferende postduiven. Schoenen met kleefzenders om diplomaten af te luisteren. Een bril voorzien van een dodelijke cyanidecapsule. Met honderden andere spionageattributen vormen deze voorwerpen de spannende collectie van het International Spy Museum. De nieuwe attractie in het hart van de Amerikaanse hoofdstad Washington hoopt een half miljoen bezoekers te verwelkomen. Wie van hen valt er door de mand?
Oog voor detail kun je de Amerikanen niet ontzeggen. Het Internationale Spionage Museum ligt op een steenworp afstand van het hoofdkwartier van het Federal Bureau of Investigation (FBI), het Amerikaanse spionnenbolwerk waar ook Robert Hanssen werkte voordat hij vorig jaar op heterdaad werd betrapt als een mol van Moskou. De modelvader had op een koude februarimiddag z’n zilverkleurige Ford bij het Foxstone Park in een buitenwijk van Washington geparkeerd en met een snelle beweging een wit stukje tape van een bord geritst. Dit was het teken van zijn Russische superieuren dat „de overdracht” veilig kon geschieden. Hanssen liep zonder op of om te kijken naar een bruggetje, waaronder de agent een tas met zeer geheime FBI-documenten achterliet. Voordat hij zich kon omdraaien, werd hij besprongen door een grote groep collega’s met getrokken pistolen die hem hardhandig in de boeien sloegen. Achter z’n carrière als dubbelspion werd na twintig jaar ’trouwe’ dienst voorgoed een punt gezet.
Hanssen zal wellicht een vermelding krijgen in het Guinness Book of Records, want nooit eerder stond een Amerikaanse dubbelspion zo lang -twee decennia- op de loonlijst van de Russen. Zelfs Aldrich Ames, de agent van het Central Intelligence Agency (CIA) die in 1994 tegen de lamp liep, kon daar met negen jaar arbeid voor de Sovjet-Unie niet aan tippen. Reagans plannen voor een defensieschild in de ruimte, de strategie achter de uitbreiding van de NAVO met Oost-Europese landen, maar ook het voornemen van de Amerikanen om een tunnel onder de Russische ambassade in Washington te graven, kreeg de KGB op een presenteerblaadje aangereikt.
Computerterrorisme
Dankzij deze en andere spraakmakende onthullingen betwist niemand Washingtons reputatie van broeinest van spionnen. Logisch dat daar een museum bij hoort. De initiatiefnemers pakten de zaak grondig en professioneel aan, want zelfs gepensioneerde aartsrivalen zitten in de raad van advies. Terwijl hun landgenoten nog in deze schimmige wereld actief zijn, is het tussen William H. Webster, oud-directeur van zowel de FBI als de CIA, en Oleg Danilovich Kalugin, voormalig hoofd van de KGB Buitenlandse Contraspionage, nu koek en ei. De Rus, die ruim 32 jaar spion was, onder meer als zogenaamd journalist in New York, is tegenwoordig ook hoogleraar aan het Centrum voor Contraspionage in Alexandria. Vriend en vijand zijn het er overigens over eens dat de Sovjets meesters in het spioneren waren. Zelfs de CIA en de Britse MI-6 konden het de Russen niet verbeteren.
In Washington komen achter de gevels van vijf historische panden tal van duistere praktijken aan het licht. Wie grondig alles wil bekijken, is met gemak drie uur onder de pannen. Al direct bij de ingang moet de bezoeker een andere identiteit kiezen. Zogenaamde ”achterdocht”-meters testen of de gast zijn dekmantel feilloos onthoudt en zijn mond niet voorbijpraat. „We proberen in het brein van een spion te dringen, om zo licht te werpen op zijn denkwijze en methoden”, zegt directeur Peter Earnest, die tijdens zijn 36-jarige carrière bij de CIA vaak betrokken was bij clandestiene operaties. Het museum profiteert volgens hem van de gebeurtenissen van 9/11. „We zien een hernieuwde interesse in spionage en computerterrorisme.”
Mata Hari
De expositie is opgezet om het publiek voor te lichten over de rol van inlichtingendiensten en hun invloed op de huidige en historische gebeurtenissen. Gekozen is voor een apolitieke presentatie; bezoekers krijgen ongekleurde en accurate informatie voorgeschoteld. Tot op zekere hoogte uiteraard. Spionnen vertellen over de uitdagingen van het ’spel’, hun missies, instrumenten en technieken, maar sommige zaken blijven met de halve waarheid ”top secret”. Dat geldt bijvoorbeeld voor missers van de FBI en CIA rond 11 september 2001, al hing een FBI-agente -Coleen Rowley- daarover al veel vuile was buiten.
De historische terugblik begint op het moment dat Mozes verspieders uitzond om Kanaän te verkennen. Koningin Elizabeth I, president George Washington, kardinaal Richelieu en de dictator Joseph Stalin achtten het vergaren van inlichtingen eveneens van het grootste belang, al was het maar om de teugels nog steviger in handen te hebben. Enkele regimes gingen daarin te ver. De Stasi liet in de voormalige DDR niet alleen buren elkaar verlinken, maar ruide ook kinderen tegen hun ouders op.
Spionnen leiden, gedreven door geld, roem of vaderlandsliefde, een leven van leugens. Ook veel vrouwen kozen daarvoor, waarbij de rol van ’onze’ Mata Hari, die als Margaretha Geertruida Zelle op 7 augustus 1876 in Leeuwarden werd geboren, even voor het voetlicht komt. „De mensen kennen twee spionnen in de geschiedenis”, zegt directeur Earnest. „De ene is James Bond, die geen spion was maar een filmheld. De andere is Mata Hari, die je nauwelijks een succesvolle spionne kunt noemen.” De Friese buikdanseres werd op 15 oktober 1917 geëxecuteerd door een Frans vuurpeloton.
Gifpillen
Bij spionage staat meestal veel op het spel. Het kan oorlogen en conflicten voorkomen, maar ook een spoor van verderf nalaten. Soms kozen ingerekende spionnen zelf voor de dood en namen zo hun geheimen mee in het graf. De CIA verstrekte spaarzamelijk zogenaamde ”L-pillen” aan haar buitenlandse agenten die over geheimen inzake de nationale veiligheid beschikten. De letter L verhulde zowel het woord ”lethal” als een dodelijke substantie.
De cyanidecapsule zat bijvoorbeeld verborgen in een van de oordragers van een bril. Door die tijdens een verhoor nonchalant in de mond te nemen, kon de spion de zelfmoordpil kapotbijten. Deze beweging wekte bij de ondervragers de minste argwaan. De CIA-piloot Francis Gary Powers had een dergelijke doodspil bij zich als hij met een U-2 boven Sovjetgebied spionagevluchten uitvoerde. Hij maakte er geen gebruik van toen hij in 1960 gevangen werd genomen.
Aleksandr Ogorodnik, een Sovjetdiplomaat die onder de codenaam ”Trigon” voor de Amerikanen werkte, kan de ontmaskering door zijn landgenoten in 1977 daarentegen niet meer navertellen. De Rus stemde in met een schuldbekentenis, die hij met zijn eigen pen wilde ondertekenen. De spion beet het puntje ervan af, kreeg zo het verstopte gif binnen en „was dood voordat hij op de vloer viel”, herinnert zich Jonna Mendez. De gepensioneerde CIA-agente en haar echtgenoot Antonio behoren nu eveneens tot de raad van advies van het museum. Hij was de architect van de bevrijding van zes Amerikaanse diplomaten in Iran in 1979. De undercoveragenten hielden zich schuil in de Canadese ambassade. Mendez zette een fictief Canadees filmproductiebedrijfje op, reisde met een filmcrew naar Teheran en wist zijn landgenoten vermomd als medewerkers het land uit te smokkelen. Het CIA-kopstuk schonk enkele voorwerpen die bij de list gebruikt werden.
Lippenstift
Het spionagemuseum beschikt naar eigen zeggen over ’s werelds grootste collectie spionageattributen die ooit in het openbaar tentoongesteld werden. De voorwerpen zijn onder meer afkomstig uit de Sovjet-Unie, Israël, Groot-Brittannië, het voormalige Oost- en West-Duitsland en uiteraard Amerika. De filmbusiness in Hollywood ontwikkelde zelfs enkele technische snufjes voor de CIA.
Veel items haalden de wereldpers. Zoals de paraplu die gifpijltjes kon afschieten. Het lugubere voorwerp dook op in een beruchte zaak waarbij de Bulgaarse overloper en schrijver Georgi Markov in 1978 het slachtoffer werd. Waarschijnlijk ging het om een afrekening van de KGB.
Een onschuldig ogend lippenstiftkokertje blijkt een 4,5 mm enkelschots pistooltje te zijn. De KGB gebruikte deze ”kus van de dood” vooral ten tijde van de Koude Oorlog. De Russen namen in die periode ook geheime gesprekken van Amerikaanse diplomaten op. Zender, microfoon en batterijen waren onzichtbaar in hun schoenhakken aangebracht. Om het ontvangstapparaatje te activeren hoefde een handlanger -een butler of dienstbode- alleen maar een pinnetje te verwijderen. „Zo veranderde een ambassadeur in een wandelende microfoon”, vertelt Keith Melton, verwoed verzamelaar van spionage-instrumenten en eveneens adviseur van het museum.
Hij wijst op een minicamera, verborgen achter een knoopsgat, en een tuigje om duiven uit te rusten met automatische fototoestellen. De vogels bewezen Fransen, Britten en Amerikanen tijdens de Tweede Wereldoorlog nuttige diensten. De gevederde surveillance maakte bijvoorbeeld boven Parijs kiekjes.
Onzichtbare inkt
Sommige situaties in het museum lijken levensecht. Zo komt de bezoeker terecht in een replica van een tunnel onder de Russische ambassade in Berlijn. De wasmachine om de smerige kleding van de gravers te wassen, kan elk moment gaan draaien. De onderaardse gang was bedoeld om het Russische telefoonverkeer af te luisteren. Maar de Russen hadden de Amerikanen door en lekten bewust valse informatie.
Geheime diensten gebruikten niet alleen onzichtbare inkt en ”microstippen” (gefotografeerde documenten die kleiner zijn dan een millimeter), maar ook geheime codes. De cryptische boodschappen van de legendarische Duitse Enigma-machine waren nauwelijks te ontcijferen. Computerspelletjes dagen de bezoeker uit om geheime codes te breken of te speuren naar verdachte activiteiten in een schijnbaar vredig stadsparkje. Het ontmaskeren van een vermomde spion in een hotellobby door middel van een interactieve video blijkt eveneens geen peulenschil.
Na een overdosis aan spannende momenten beland je weer in de ’gewone’ wereld. Je hebt de neiging om in elke persoon (m/v) een spion te zien. Zeker in Washington, waar tegenwoordig meer buitenlandse agenten actief zijn dan in welke andere stad ter wereld. Ze opereren vlak voor je neus. Geef je ogen dus goed de kost tijdens een bezoek aan dit machtscentrum. Na een rondgang door het International Spy Museum weet je waar je op moet letten…
International Spy Museum, 800 F Street (tussen 8th en 9th Street) in Washington, dagelijks geopend van 10.00 tot 18.00 uur (april tot oktober tot 20.00 uur). Toegangsprijs: 5 tot 12 jaar: 8 dollar, 13+: 11 dollar. Informatie: www.spymuseum.org.