Alleen houten been leverde medaille op
Alleen de administrateur bij de commando’s kreeg destijds tastbare waardering voor bewezen diensten tijdens de hulp aan de slachtoffers van de watersnoodramp in 1953. „Omdat hij een houten been had dat hij zo nu en dan letterlijk ergens tussen kon zetten. Dat was makkelijk.” Ondertussen wachten de commando’s van de zogeheten ”watersnoodcompagnie” na vijftig jaar nog steeds op een onderscheiding.
De militaire hulpverleners van het eerste uur bij de watersnood komen zaterdag 21 december in Arnhem bijeen voor een reünie van de commando’s 1952-2. Natuurlijk wordt er weer gepraat over de verschrikkingen van weleer, maar altijd zullen ze zachtjes mokken over de onderscheidingen die ze nooit mochten ontvangen. „Het is een groot contrast met nu, waar soldaten al snel een onderscheiding krijgen. Het is een smet op onze herinnering aan de ramp in Zuidwest-Nederland”, zegt Wim Gubbels uit Rosmalen.
Samen met ruim honderd collega’s van twintig jaar oud werd hij als een van de eersten het rampgebied ingestuurd. Niet alleen Gubbels maar ook zijn kornuiten vinden het nu nog steeds jammer dat ze nooit de versierselen hebben gekregen. „Het was toen een andere mentaliteit. Maar achteraf bezien had er wel iets tegenover kunnen staan. Maar ach, ik geef er zelf niet zo veel om”, zegt oud-instructeur Piet Pot uit Roosendaal.
Hij hielp onder meer in Zijpe, Oosterland en Bruinisse op Schouwen-Duiveland. Zijn schoenen waren door de tochten door het koude water volledig verteerd. „In Zierikzee vond ik later een paar laarzen om aan te trekken. Toen ik thuiskwam, hebben ze die van m’n voeten moeten snijden. Ik kon ze anders niet meer uitkrijgen.”
Siem Boons uit Raamsdonksveer heeft jaren geleden op verzoek van de Commandostichting nog uitgezocht waarom de onderscheidingen hen nooit ten deel zijn gevallen. „Er lagen wel plannen om de hulpverleners te eren, maar het zou om zoveel mensen gaan dat het ondoenlijk was om uit te zoeken wie er een moest krijgen. Er was namelijk geen registratie van de mensen die hebben geholpen. Tja, en wie moet je dan wel onderscheiden en wie niet? Toen is besloten om het maar niet te doen.”
In de watersnoodcompagnie is de verbittering over de versierselen bij veel oud-commando’s aanwezig. Bij degenen die er niets over willen zeggen, is het op afstand voelbaar. „Korpscommandant Beets besloot bij terugkomst van de commando’s dat niemand voor een onderscheiding in aanmerking zou komen, omdat het gewoon onze plicht was om te helpen”, zegt Walter de Roode uit Roosendaal. „Ik vind dat ik nog steeds achter die beslissing van de korpscommandant moet staan. Wel vind ik dat de huidige militairen die eenmaal de grens over zijn geweest te veel in de watten worden gelegd.”
Een woordvoerder bij het ministerie van Defensie bevestigt de lezing van Boons. In de ministerraad is gesproken over mogelijke onderscheidingen, maar hier zag men om registratietechnische redenen van af. „Men wilde niet de een wel en de ander niet onderscheiden. Wel konden hulpverleners destijds een oorkonde aanvragen”, aldus de woordvoerder.
Dat militairen tegenwoordig sneller worden onderscheiden, is volgens de woordvoerder niet het geval. „Het afgelopen decennium is maar een enkeling onderscheiden, onder anderen militairen die in Cambodja en Bosnië hebben gezeten. Wel krijgen militairen herinneringsmedailles als ze langer dan zes maanden ergens hebben gediend, maar die hebben niets te maken met getoonde moed.”