Kamervragen over wet Sri Lanka
Indien mogelijk moet minister Verhagen van Buitenlandse Zaken proberen te voorkomen dat Sri Lanka binnen enkele weken een antibekeringswet invoert. Ook moet hij de komst van deze wet aangrijpen om opnieuw de godsdienstvrijheid van religieuze minderheden in het land aan de orde te stellen.
Dat betogen SGP, ChristenUnie en CDA in een gisteren gestelde reeks schriftelijke Kamervragen.De omstreden antibekeringswet, die overigens al jarenlang op stapel staat, passeerde het Sri Lankaanse parlement op 6 januari in tweede lezing. Naar verwachting heeft de derde lezing binnen twee tot vier weken plaats, aldus de National Christian Fellowship (NCF) of Sri Lanka. „Er is slechts een kleine meerderheid voor nodig om het wetsvoorstel door het parlement te loodsen zodat het tot wet wordt - en de regering kan daarop rekenen.”
De drie christelijke fracties willen van Verhagen weten wat hij in het verleden heeft gedaan en in de toekomst wil doen om invoering van de wet te voorkomen of die te verzachten.
Ze vragen de minister verder hoe hij tegen de antibekeringswet aankijkt. „Betekent dit een -substantiële- aanscherping van het huidige wettelijke regime ten aanzien van bekeringsactiviteiten?” En: „Past deze wet in een bepaalde negatieve trend in Sri Lanka ten aanzien van religieuze minderheden?”
Hoewel de wet officieel gericht is tegen „onethische bekeringen”, is het voor de christelijke minderheid in Sri Lanka volstrekt helder dat zij het doelwit ervan zal worden, aldus de National Christian Fellowship. De verklaring van een jurist van de boeddhistische partij JHU op een recente persconferentie laat volgens haar aan duidelijkheid niets te wensen over. „Op het moment dat dit wetsvoorstel wet wordt, kan niemand zich meer bekeren van de ene religie tot de andere. Niemand kan daar ook meer toe worden bewogen. Indien schuldig bevonden, zal een dader (die „probeert” iemand anders te bekeren) een boete krijgen van 150.000 roepie en vijf jaar gevangenis. Als degene die werd bekeerd een minderjarige, een gehandicapte of een vrouw was, bedraagt de boete 500.000 roepie en de gevangenisstraf zeven jaar”, zo citeert de NCF de krant Lankadeepa van 8 januari.
Voor christenen is het echter onmogelijk het uitdragen van hun geloof te scheiden van hun geloofsovertuiging, schrijft de raad. „Het bevel van onze Heere om „heen te gaan en het goede nieuws te prediken” is tot vandaag gehoorzaamd als een basaal mensenrecht.”
Alleen de president van Sri Lanka lijkt de komst van de antibekeringswet nog tegen te kunnen houden. De NCF roept christenen en organisaties wereldwijd daarom op zich massaal achter de handtekeningenactie te scharen. De raad hoopt op ten minste 100.000 handtekeningen.
De Europese Unie en anderen hebben bij de Sri Lankaanse regering al regelmatig geageerd tegen invoering van de antibekeringswet, zo antwoordde de toenmalige minister Bot van Buitenlandse Zaken in juni 2006 op Kamervragen van SGP, PvdA en LPF over de gang van zaken in Sri Lanka. Het Sri Lankaanse parlement had toen juist een commissie samengesteld die het wetsvoorstel, dat de hoge raad ongrondwettelijk had verklaard, te herzien.
Indien mogelijk moet minister Verhagen van Buitenlandse Zaken proberen te voorkomen dat Sri Lanka binnen enkele weken een antibekeringswet invoert. Ook moet hij de komst van deze wet aangrijpen om opnieuw de godsdienstvrijheid van religieuze minderheden in het land aan de orde te stellen.