Middeleeuwse preek
Het artikel in RD 16-1 over middeleeuwse preken en het verzamelen daarvan was me uit het hart gegrepen. De titel, ”Middeleeuwse preek duurde maar tien minuten”, zou ik echter willen relativeren. Drs. Willemien van Dijk heeft dat ook niet zo gezegd.
Zij wijst er slechts op dat, als je middeleeuwse preken hardop voorleest, je meestal na tien minuten wel klaar bent. Uit ervaring weet ik echter dat een preek houden veel meer tijd kost dan een preek hardop voorlezen.Ook de naam van Bernardus van Clairvaux werd genoemd. Meerdere van diens Hoogliedpreken (denk aan preek 16, 23, 26-28, 33, 66, 71 en 85) vergen bij het hardop voorlezen echter heel wat meer tijd dan tien minuten. De opmerking dat de preken van Bernardus helemaal werden uitgeschreven en bij de maaltijd konden worden voorgelezen, is op zich juist. Bernardus zelf heeft zijn preken echter nooit voorgelezen. Ze werden na zijn ’predicatie’ door de monniken opgetekend, waarna hij de tekst zelf ook nog eens heel zorgvuldig bijschaafde voor publicatie.
Ds. H. Liefting
Ruys de Beerenbrouckstraat 4
2613 AT Delft
Godslastering
Minister Hirsch Ballin van Justitie wil ik met klem uitnodigen normen en waarden te handhaven, zoals de minister-president ons voorhoudt, en de artikelen 147 en 137c WvS ongewijzigd te laten (RD 15-1). God gaat immers merkbaar door met zijn oordelen. Denk aan de vergeefse waarschuwing van Lot en zijn schoonzoons, zoals Gods Woord, de Bijbel, die beschrijft in Genesis 19.
Wat zou er niet van uitgaan indien deze minister, biddend en smekend voor Gods heilig aangezicht, Nederland zou terugroepen tot des Heeren Woord. Toen wijlen minister-president Den Uyl de bede tot God uit de Troonrede wilde schrappen en het randschrift van de gulden wilde verwijderen, zei een godzalige vrouw bedroefd: „Dit betekent de ondergang van Nederland.” Er staat duidelijk in Gods Woord: „Vervloekt is een iegelijk die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen” (Gal. 3:10). Het merendeel van de Tweede Kamer is het met de minister eens. Ook hen zou ik graag willen waarschuwen, want het is niet om het even wat men uitspreekt (Matth. 15:18).
Het RD schreef in december over het vloekverbod in het Britse Preston: 90 euro boete voor vloeken. Op radio en tv lijkt men zich er niet meer van bewust dat men vloekt. Iets dergelijks ervoer ik toen ik het telefoonnummer draaide van een reclamebord bij de ingang van het Gelderse Vallei Ziekenhuis, met als tekst: ”Vloekend en fluitend ga ik naar mijn werk”.
Er is genade bij onze Heere Jezus te verkrijgen, alleen door Zijn liefde. Artikel 137c verheerlijkt slechts de mens. Wij hopen dat de ogen van de minister open zullen gaan en dat ook hij, uit liefde, leert nastreven God de hoogste eer te geven.
M. de Bruin
Goudsbloemstraat 15
6715 HA Ede
Onmogelijk
Ik heb tranen vergoten over het artikel ”Het alleronbeschrijflijkste wonder” (RD 17-1). Als wordt gezegd: „Het is onmogelijk, en dat tot drie keer toe, neen, anderhalf uur lang”, dat is een predikant waar de geïnterviewde onder zou willen kerken. Onze Heidelbergse Catechismus heeft het ook over die onmogelijkheid, in Zondag 5, maar ook over de mogelijkheid, Zondag 6. In Matth. 19:25 roepen de discipelen uit: „Wie kan dan zalig worden?” Dat lijkt een uitroep van wanhoop. Maar de Heere Jezus antwoordt: „Wat onmogelijk is bij de mensen, is mogelijk bij God.” Een predikant moet dan ook niet slechts de onmogelijkheid aan ’s mensen zijde preken, nee, hij moet de drie stukken preken: ellende, verlossing en dankbaarheid. Alle predikers (apostelen, profeten, priesters) in de Bijbel hebben deze drie stukken gepredikt. Ik heb vele predikaties van de drie in het interview genoemde predikanten gehoord. In allemaal leerden zij de onmogelijkheid aan de zijde van de mens, maar ook de mogelijkheid in Christus Jezus. Ook ds. Du Marchie van Voorthuysen. Het niet prediken van de mogelijkheid van verlossing in Christus is een tekortdoen aan Zijn enige offerande voor de zonden.
Hebr. 10:24-26 vermaant ons duidelijk de onderlinge bijeenkomsten niet na te laten. Wij hebben dus naar de kerk te gaan. Ds. Th. van der Groe, die ook in het interview genoemd wordt, leerde dat zelfs als er geen zuivere kerk in onze omgeving is, wij naar de meest zuivere kerk hebben te gaan. Ook Elia kon de 7000 niet vinden, omdat hij met zijn eigen maatstaf mat. Als wij met onze maatstaf meten, vinden wij er echter geen, want dan meten en vergelijken wij anderen met onszelf (2 Kor. 10:12). Wij bepalen niet hoeveel er nog overgebleven zijn in Nederland, maar de Heere, Die geen vergissingen maakt.
J. Nootenboom
W. van Obdampark 7
3341 AD H.-I.-Ambacht