Geen groter genoegen dan het geknisper van vers krantenpapier
Een commissie onder leiding van de vroegere CDA-coryfee Brinkman moet zien uit te vinden hoe de krantenwereld deze gure maatschappelijke en economische winter kan overleven. Het budget dat minister Plassterk de club deze week heeft meegegeven, is 8 miljoen euro en ik hoop dat ze het ei van Columbus -of voor mijn part een zak vol van die eieren- vindt, maar het gesternte is niet gunstig.
Wil dat zeggen dat er geen enkele toekomst meer is voor uitgeverijen en hun kranten? Dat zou ik niet graag durven beweren, maar een paar dingen zijn zeker: het zal nooit meer worden wat het geweest is, het ene gouden idee zal niet worden gevonden en het voortbestaan van de betaalde papieren krant wordt een dubbeltje op zijn kant.Met betaalde papieren krant bedoel ik de krant waarop u zich moet abonneren en die dan zes dagen per week door de brievenbus glijdt. Zelf ben ik bij deze krant begonnen toen het hele proces nog uit papier bestond. Van bits en bytes hadden we nog nooit gehoord. Je had een typemachine, een stapel kopijpapier, een koppenboek en een cicerolat. Het zetten gebeurde net niet meer met lood maar voor de rest was het een enorm gedoe om alle stukken iedere dag netjes in de krant te krijgen.
Bij de drukker zat een zaal vol met dames die niets anders deden dan kopij overzetten op ponsbanden. Die kopij zat vaak nog vol met fouten en sommigen -zoals ik- maakten er een geweldige knoeiboel van omdat ze op het laatste moment nog net voor een betere formulering of een andere kop kozen. Een enkele oudere redacteur schreef de koppen met de pen en dat ook nog in een onleesbaar handschrift. Ik heb me er altijd over verbaasd dat die dames daar nog wat van wisten te bakken.
Vervolgens kon het ook nog mis gaan met het monteren van de stroken zetsel. Dat was een gepriegel van jewelste. Als degenen die over ons gesteld waren, dan wel eens zeiden dat het een wonder was dat het RD iedere dag verscheen, had dat voor de redactie altijd een dubbele betekenis. De uitspraak was geestelijk bedoeld en ook in dat opzicht was sprake van een wonder, maar wat er iedere dag niet aan te pas kwam om alleen al de pagina’s op orde te krijgen, dat was indrukwekkend. Als er laatste nieuws was, hing het ervan af of er iemand snel genoeg naar de zetterij kon rennen. De toenmalige hoofdredacteur had er een handje van om daar de laatst toegetreden redacteur voor in te schakelen. Een soort lesje in nederigheid, zeg maar. En zo was er elke dag wat.
Naderhand werd ik in Zeeland gestationeerd en toen was de vraag hoe de kopij vanuit dat verre gewest tijdig in Apeldoorn zou arriveren. Als de tekst vroeg klaar was per post, maar die deed er wel eens een dag langer over, dus dat was link. Inspreken op een band die dan werd uitgetikt door redactiesecretaresses was een andere optie maar dat was een heidens karwei en bovendien stonden er soms formuleringen in je stuk die je pijnlijk onbekend voorkwamen. Zat je met het zweet in je handen de krant te lezen. De derde mogelijkheid was de kopij met de RD-expediteur mee te geven. Die kwam iedere dag in de buurt en als het allemaal goed was getimed, kon ik hem ergens op zijn route aanhouden. Dan was het spul de volgende ochtend ter redactie.
Het digitale tijdperk heeft aan al die beslommeringen en bekommeringen een einde gemaakt. Voordat de computers en de verbindingen deden wat ze moesten doen, hadden we weliswaar zeeën van ellende over ons heen moeten laten spoelen maar je wist waar je het voor deed. Ik kan me geen branche voorstellen waar de digitale revolutie zo veel comfort heeft gebracht dan krantenland. Je tikt wat, je wijzigt nog wat, je drukt op een paar knoppen en je stuk is in Apeldoorn. Daar wordt ook nog wat aan de tekst gefröbeld en met een laatste druk op de knop is het hele vrachtje aan nullen en enen bij de drukker. Daar is die afdeling met ponsbanden tikkende dames al heel lang geleden opgeheven.
Maar wat we toen niet door hadden, was dat de digitale zegen meteen de grootste bedreiging voor de papieren uitgave zou worden. Een enkeling overigens daargelaten, want er was ooit een collega van de commerciële afdeling die me in de jaren tachtig al voorspelde dat alle informatie ooit via het beeldscherm tot ons zou komen. Maar dat geloofden we domweg niet. Dat kon niet waar zijn.
Inmiddels groeit er een generatie op die inderdaad alle informatie van het scherm haalt. Als de RD-colporteurs bij pasgehuwden aanbellen die een tijdje een gratis abonnement hebben gehad, worden ze vooral vriendelijk bedankt voor de leuke geste. Maar abonneren? „Nee, we lezen het wel op internet.” Het is de barre werkelijkheid van 2009.
Ik geef toe, het is hopeloos ouderwets: bomen omhakken, cellulosepap bereiden, papier fabriceren en busjes dagelijks door het hele land laten crossen om bezorgers van straat tot straat een bundeltje pennenvruchten bij abonnees te kunnen laten afleveren. Toch gaat er niets boven het geluid van de klepperende brievenbus en is er geen groter genoegen dan het geknisper van vers krantenpapier. Ik hoop dat het nog lang blijft en ik kan wel janken als het verdwijnt, maar ik vrees het ergste.