Opinie

Irak en verzekering

Dat recht en maatschappij onlosmakelijk zijn verbonden, blijkt wel uit de reeks artikelen over bijvoorbeeld rechtmatige staatsteun, aandeelhoudersposities bij banken of de situatie in Irak. Onderwerpen te over. Op het terrein van het arbeidsrecht leidt dit dan ook tot de verschijning van twee nieuwe tijdschriften (want als de SDU met iets nieuws komt, blijft concurrent Kluwer niet achter).

14 January 2009 08:22Gewijzigd op 14 November 2020 07:05

De greep start met een artikel van luitenant-kolonel mr. J. Voetelink in NJB 2008 no. 38 over de status van de Amerikaanse strijdkrachten in Irak. Aan het verblijf van vreemde troepen in een soevereine staat kleven veel juridische aspecten. Op dit moment wordt dat verblijf gerechtvaardigd door een mandaat van de VN, maar dit loopt spoedig af. De VS is daarom in onderhandeling met de Irakese regering over de inhoud van de zogeheten Status of Force Agreement (SOFA), waarin de rechten en plichten van de verblijvende troepen worden vastgelegd. Zonder een SOFA kan de aanwezigheid van vreemde troepen als vijandig worden beschouwd.In internationale betrekkingen is de buitenlandse stationering van militaire eenheden vrij gebruikelijk. Wanneer de stationering plaatsvindt met instemming van de verblijfsstaat, zullen de betrokken partijen de juridische status van de troepen in overleg vaststellen in een specifiek verdrag: de SOFA. Onder meer staan hierin afspraken over strafrechtelijke immuniteit en aansprakelijkheid.

In Irak verkeren de Amerikanen van meet af aan in een bevoorrechte positie: zij worden gevrijwaard van vervolging door een Irakese rechter en blijven exclusief onder de bescherming van het Amerikaanse recht. In de nieuwe SOFA zal de Irakese regering aan deze positie willen afdingen. Hoewel Irak de Amerikanen graag snel ziet vertrekken, zullen zij nog enige jaren in het land moeten blijven. In die tijd zal Irak meer zeggenschap willen krijgen over de militaire operaties en de soevereine status willen benadrukken. De VS zullen de zeggenschap over de troepen (als bekend) echter niet graag uit handen geven. De auteur werkt uit dat vanuit historisch perspectief vasthouden aan volledige immuniteit niet is vol te houden. Conform NAVO-richtlijnen ligt delen van de rechtsmacht voor de hand. De auteur voorspelt dat de ontwikkelingen hun weerslag zullen hebben op de totstandkoming van toekomstige SOFA’s.

Tijdschrift Arbeidsrecht Praktijk
In het nieuwe Tijdschrift Arbeidsrecht Praktijk, een uitgave van de SDU, gaat mr. A. R. Houweling in op de recent (verder) ontwikkelde verzekeringsplicht voor werkgevers voor werkgerelateerde verkeersongevallen. De Hoge Raad heeft in februari 2008 bepaald dat een werkgever verplicht is zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering ter dekking van de schade die zijn werknemers lijden als gevolg van een verkeersongeval. Hoewel hier met name voor de categorie gemoedsbezwaarde werknemers een interessant probleem rijst, is dat tot op heden geen besproken onderwerp in de literatuur.

De auteur gaat in zijn bijdrage in de vraag of deze verzekeringsplicht ook geldt ten aanzien van niet-gemotoriseerde werknemers. Op korte termijn wordt antwoord op de vraag verwacht in een zaak van een fietsende thuiszorgmedewerker die onderweg naar een klant schade oploopt. Het lijkt de auteur onvermijdelijk dat de Hoge Raad komt tot een algehele verzekeringsplicht voor alle werkgerelateerde schade. Immers zijn fietsers en voetgangers nog kwetsbaarder dan bestuurders.

Echter blijft nog de vraag of de rechter zo ver zal willen gaan: immers moeten de risico’s wel behoorlijk verzekerbaar blijken. Voor gemotoriseerd verkeer zijn de risico’s thans goed verzekerbaar, maar andere arbeidsgerelateerde schade is niet transparant en de producten zijn niet tegen betaalbare premies voorhanden. Het blijft dus nog even afwachten hoe de werkgeversaansprakelijkheid zich verder ontwikkelt.

Tijdschrift Recht en Arbeid
In het nieuw verschenen concurrerende Tijdschrift Recht en Arbeid, een uitgave van Wolters Kluwer, een bijdrage van prof. mr. F. B. J. Grapperhaus over de mogelijkheid van werkgevers om wijzigingen aan te brengen in de arbeidsovereenkomst met werknemers, bijvoorbeeld door hen een andere functie te geven.

Lange tijd was uitgangspunt dat een werknemer daarop niet hoefde in te gaan en „zijn poot stijf” kon houden. Tien jaar geleden is daarin verandering gekomen door het bekende Taxi Hofmanarrest, waarin de Hoge Raad bepaalde dat bij wijzigingen op het werk de werkgever de werknemer altijd een redelijk voorstel mag doen, waarop de werknemer dan verplicht is „positief in te gaan.” In feite is daarmee aangegeven dat in de verhouding niet alleen de werkgever, maar ook de werknemer zich redelijk op dient te stellen.

Nu tien jaar later verschijnt opnieuw een arrest over het onderwerp. Daarin bevestigt de Hoge Raad de eerder gegeven regel en werkt deze verder uit met een lijst van aspecten waaraan de rechter in betreffende gevallen moet toetsen om tot een oordeel te komen. De auteur juicht deze verduidelijking toe en concludeert dat een werknemer die zal blijven vasthouden aan hetgeen letterlijk in zijn contract staat, op achterstand staat. Vanuit tactisch oogpunt zal hij de onderhandeling aan moeten gaan, zodat in het geval er geen overeenstemming met de baas wordt bereikt, de werknemer in ieder geval geen onredelijke opstelling kan worden verweten.

Mr. A. Klaassen, advocaat bij Bouwman Van Dommelen Advocaten Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer