Kinderoffers
RD 9-1 schreef over kinderoffers in Uganda. Het aantal ritueel vermoorde kinderen steeg vorig jaar naar 18, en het aantal ’gewone’ ontvoeringen naar 318. Vreselijk en barbaars.
Waarschijnlijk een onderontwikkeld land waar ze niet beter weten, zou een eerste reactie kunnen zijn. Op de volgende pagina in dezelfde krant stond echter een advertentie van een hele pagina van Schreeuw om Leven. Met ontzetting las ik daarin dat in ons moderne, ontwikkelde land het afgelopen jaar 30.000 kinderlevens in de moederschoot vernietigd zijn. Waarom eigenlijk? Kinderoffers aan ons luxeleven? Of ook barbaars? Willen we daarom niet die plastic foetus in de brievenbus, omdat we hier niet mee geconfronteerd willen worden? We kunnen beter zwijgend de hand op de mond leggen en Schreeuw om Leven bijstaan in haar strijd, opdat ze niet als een roepende in de woestijn is.M. F. de Geijter-Kornet
Achthoven 31
4128 LW Lexmond
Nietzsche
RD 9-1 bevatte een verslag over het betoog van dr. A. A. A. Prosman over Nietzsche. Een eerste aanblik toont dat we met de figuur Nietzsche met een kwade genius te maken hebben: „Nietzsche, de boosaardige filosoof, moet door predikanten serieus genomen worden.”
Calvijn zegt: „Ik ontken niet dat bij de filosofen hier en daar passende gezegden over God te lezen zijn, maar die getuigen toch altijd van een duizelingwekkende verbeelding” (Inst. II, 2, 18). Het frappeert me zo dat dr. Prosman spreekt over „Nietzsche als fakkeldrager.” Anders dan de eigenlijke betekenis van het woord doet vermoeden, in de betekenis van lichtdrager, wordt duidelijk dat het om precies het tegendeel gaat, namelijk het begin van een proces van ontkerstening. Alle vorm van transcendentie moet overboord, ofwel: Nietzsche als drager van de fakkel van Lucifer. Naar haar Griekse afleiding betekent het woord filosofie ”liefde voor de wijsheid”. De mens bezit veel mogelijkheden om deze te bestuderen. Er is echter ook een gevaar aan verbonden: de menselijke geest kan worden getroebleerd. Als gevolg daarvan dringt dikwijls een tweeduidig denken de menselijke geest binnen, dat de eenvoud en zuiverheid van het geloof in verwarring brengt. „Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen”(Rom. 8:20). Op de architraaf van de tempel van Delphi was de vermanende oproep uitgehouwen: ”Ken jezelf!” Calvijn leert ons dat de kennis van God en de kennis van onszelf aan elkaar verbonden zijn en hoe zij onderling samenhangen. Dat heeft Calvijn aan den lijve ondervonden. Hij was immers humanistisch geschoold in de klassieke beschaving en filosofie, en moest van geleerde een leerling worden, om van de klassieke, op hoog niveau staande filosofie zich te wenden tot de eenvoudige leer, de „doctrina” der Schriften. Calvijn zelf zegt dat hij „docilis”, leergierig, ontvankelijk en gewillig om te leren gemaakt is door de Heilige Geest.
Goossen Langhout
Watteaustraat 29
1077 ZK Amsterdam
Darwinjaar (III)
In RD 3-1 concludeert dr. H. van den Belt dat de theologie de voorlopige resultaten van de wetenschap zou moeten doordenken. Hij schrijft over wetenschappelijke gegevens die lijken te wijzen in een bepaalde richting. Maar: wij belijden dat God de Almachtige is.
Dat betekent dat God plaatselijk en tijdelijk Zijn natuurwetten kan opheffen, zoals gebeurde bij de hemelvaart, de brandende braambos, de vijf broden en twee visjes enzovoort. Heel mooi uitgelegd door A. van den Beukel. En ook dat God een beginsituatie kan hebben geschapen, een beeld dat bij de schepping opgehangen is, waardoor we menen kilometers ver te kijken terwijl het uiteindelijk slechts meters zijn. We zullen nooit alles kunnen doorgronden, we blijven schepselen. Prof. J. H. Bavinck schreef ooit: „Wat we zien, weten we nog niet. Ziet ge de maan juist? Als hij boven de horizon staat is hij groot. Staat de maan hoog dan is hij klein.” Daarom moeten we erg voorzichtig zijn om de resultaten van de wetenschap te betrekken bij het verstaan van de Bijbel. Het Woord is betrouwbaarder dan dateringsmethodes, en het is voldoende. Daarom mag de theologie van mij wat anders doen dan twijfelachtige wetenschapsgegevens doordenken. En consequenties zijn er al helemaal niet voor de heilsgeschiedenis of onze belijdenis, dus de optie ”negeren” is niet verkeerd. Waarom de gedachten als verwoord door dr. Van den Belt dan onze gezindte ingedragen moeten worden, is mij niet duidelijk. Bavinck: „Houd Jezus vast als Gids naar de zaligheid. In Hem is de kennis, en de vrede, en de heiligheid. Wie in Hem gelooft heeft het eeuwige leven.” Geldt gelukkig ook voor mensen zonder of met weinig wetenschappelijke kennis. Voor die boodschap hebben we dominees nodig.
C. E. Louwerse
Graaf Adolfstraat 43
4461 TD Goes