Ikabodkerk
’t Is een goed jaar geweest: 2008. Er zijn achttien nieuwe kerkgebouwen in gebruik genomen. De rubriek Grondvlak meldde verder tientallen verbouwingen, nieuwe orgels, vleugels, catechisatielokalen, pastorieën en kerktorens.
De conclusie ligt dus voor de hand: het gaat bést in Nederland. Kijk maar naar de namen van al die noviteiten. Eben-Haëzer: steen der hulp. Adullam: gerechtigheid van het volk. Pniël: aangezicht van God. Moria: de Heere zal het voorzien. Zonder twijfel is er diep nagedacht over de naamgeving. Is de naam een voorteken, zoals het spreekwoord zegt? Dan lijkt er weinig reden om te klagen over kerkverlating en secularisatie.Veel van die nieuwe kerkgebouwen zien er schitterend uit. Vloeren van marmer, banken en preekstoel van eikenhout, glas gevat in lood. Alles tussen de eerste steen en de torenspits bewijst dat hier kosten noch moeite gespaard zijn. Er is oog voor detail: het keramiek in de doopvont, de matzwarte kroonluchters, het lettertype op het psalmbord. Vouwwanden scheiden de kerkruimte van bijzalen en bibliotheek. Van de pilaarsloten-Bijbel tot het avondmaalsdamast: alles ademt perfectie.
Mag dat niet? Voor het huis van de Allerhoogste is toch alleen het allerbeste goed genoeg? Jein, zeggen de Duitsers, als ze tegelijk willen bevestigen en ontkennen. Inderdaad, er zijn ook gebouwen waar veel te verbeteren valt. Waar de leden zonder enig schuldbesef neerzakken op verveloze banken die ze voor geen goud in hun eigen huis zouden willen hebben. Waar de krakkemikkige versterker drie generaties ouder is dan die oorstrelende geluidinstallatie thuis. Zulke kerkgangers bladeren vast snel door bij Handelingen 5, de geschiedenis van Ananias en Saffira.
Maar toch haakt er wat, tijdens een rondleiding in zo’n splinternieuw godshuis. De rubriek Grondvlak meldde afgelopen zomer ook een ander voorval, van een kerkgebouw dat gesloten moest worden. Een gemeente werd na meer dan een eeuw opgeheven. Het trieste verslag bevat ook een lichtpuntje. De inventaris van het gebouw verhuisde naar Bulgarije, naar een zigeunergemeente die tot dan toe zondags bijeenkwam in een container. Nota bene.
Met Nederlands geld is een stenen gebouw aangekocht. Afgaand op de foto lijkt het een onderkomen waar een Hollandse boer amper z’n koeien in wil stallen. Toch zullen die Bulgaren blij zijn in zo’n schuurkerk met een Hollandse houten broek.
Wat duizenden kilometers verder naar het oosten wordt het nog extremer. Muren van klei, een simpele plank onder het achterwerk, lichtgaten in plaats van ramen, een wrak tafeltje als katheder. Of, nog erger: die Chinese huiskamer waar tientallen opeengepropte kerkgangers zes uur lang luisteren naar het Woord. Staand. Zonder airco, glas in lood of vergulde orgelkas. En al helemaal zonder naambord. Toch verhindert dat niet dat juist daar het zaad van het Evangelie ontkiemt.
Vrijwel alle nieuwe kerkgebouwen die vorig jaar in gebruik genomen zijn, horen toe aan gemeenten die, sinds korte of lange tijd, gescheiden moeten optrekken. Dat is een andere reden waarom de rondleiding door zo’n splinternieuwe kerk gemengde gevoelens oproept. Onwillekeurig stijgt uit al dat fraais snel een geur van voldoening.
Maar voor wie opgroeide in een schuurkerk, stuit dat tegen de borst. Nergens in het comfortabele gebouw blijkt het verdriet over de brokstukken die de scheuring achterliet. Waar is het heimwee naar de tijden van weleer? Waar is het gebed tot herstel? Welke eerste steen belijdt de schuld van de breuk die er eerst geslagen werd? Welke kerk heet Ikabod: de eer is weg? Of Bochim: wenenden? Meriba: water van strijd? Welke predikant sprak bij de ingebruikname van het gebouw over Joh. 17:21: „Opdat zij allen één zijn”?
’t Zou een goed jaar kunnen worden, 2009. Als er slechts noodgebouwen worden opgericht: tijdelijke onderkomens, zonder hoogmoedige torens. Of, beter nog, als er dit jaar kerkgebouwen worden afgebroken, omdat twee gemeenten elkaar weer vonden.
Dan kunnen de bordjes worden verhangen. Van Mara: bitterheid, naar Elim: prieel.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad. Reageren? gedachtegoed@refdag.nl.