Leven in de schaduw van Nietzsche
Friedrich Nietzsche, „de boosaardige filosoof”, moet door predikanten serieus genomen worden, betoogde dr. A. A. A. Prosman donderdag op de tweede dag van de predikantencontio van de Gereformeerde Bond. „In zekere zin leven we allemaal in de schaduw van Nietzsche.”
Lees hier de volledige lezing van dr. Prosman en van dr. GoudriaanDe negentiende-eeuwse filosoof Nietzsche „liep storm tegen alles wat christelijk was. Maar hij was ook een diepzinnig denker, met een bijzondere antenne voor wat in de cultuur gaande was”, zei de hervormde predikant uit Hoogeveen. Met zijn lezing en een referaat van dr. A. Goudriaan werd de tweedaagse predikantenbijeenkomst op het theologisch seminarie Hydepark in Doorn afgesloten.
Alle vorm van transcendentie moet volgens Nietszche overboord. Een stem uit de hemel is voor hem „niet bevrijdend, maar verstikkend, omdat er een zwaar moreel appel van uitgaat. Een hogere werkelijkheid herinnert de mens aan zijn tekort en zijn falen.”
Als er geen hemelse realiteit is, is er ook geen overspannen vooruitgangsdenken richting die volmaaktheid. Dr. Prosman citeerde de filosoof in eigen woorden: „Waarom zou dat leven niet goed zijn? Waarom zou het lijden zo erg zijn? Het lijden is alleen erg, omdat we met de christelijke boodschap zijn geïndoctrineerd. Als je radicaal kiest voor deze ene gebroken werkelijkheid, voorkomt dat veel ellende. Want juist omdat men gelooft aan een betere wereld, komt er onrust en streeft een mens naar een beter leven en wil hij een nieuwe wereldorde vestigen, met alle gevaren van revolutie, geweld en oorlog.”
Dr. Prosman spreekt over „Nietzsche als fakkeldrager”, omdat zijn visie op een God die dood is steeds meer praktische invulling krijgt in de samenleving anno 2009. „God heeft afgedaan, maar nu heeft ook Zijn dood afgedaan. In die zin dat men zich er op geen enkele manier over kan opwinden. Het proces van ontkerstening heeft zijn eindfase bereikt.”
Gezonde afstand
Theologen hebben Nietzsche nauwelijks inhoudelijk gepareerd, concludeerde dr. Prosman na een onderzoek tot zijn verrassing. „Het culturele klimaat van na de oorlog speelde daarbij een voorname rol. Men was bezig met opbouw, met een nieuwe start, met vragen van herkerstening en apostolaat. Een donkere tijd was afgesloten.” Het nazisme beleefde men als een intermezzo.
Drie naoorlogse theologen, Miskotte, Aalders en Van Ruler, hebben elk via een eigen invalshoek geprobeerd om de weg naar boven weer te ontsluiten. Dr. K. H. Miskotte liet zien dat de hedendaagse mens nihilistisch is en achter alles een vraagteken zet. Anderzijds is hij erg religieus.
Dr. Prosman trok de lijn van Miskotte door en komt uit op een nieuwe vorm van religie: „De oude manier was zich met behulp van religie afschermen tegen de wisselvalligheid van het bestaan en tegen de onheilspellende gevaren van het leven. De nieuwe religie is het verlangen om zich juist voor dat mysterieuze en gevaarlijke open te stellen. Het is een manier om nog meer uit het leven te halen, ja om alles uit het leven te halen. Deze vorm van religie zoekt niet meer het antwoord op de grote levensvragen, want die zijn al beantwoord.”
Dr. W. Aalders blijft het leven na dit leven benadrukken als doel van een christen. Hij werd daarbij geïnspireerd door de Griekse wijsgeer Plato. Aalders signaleert in de huidige cultuur een „antimetafysische tendens” en houdt zo de gereformeerde theologie een spiegel voor, betoogde dr. Prosman. „Wij hebben een gezonde afstand nodig tot het leven hier en nu. Een eendimensionale werkelijkheid is dodelijk voor kerk en theologie.”
Dr. A. A. van Ruler steekt in via de andere kant. Genieten van de schepping van God is ook een vorm van het heil, stelt hij. Dr. Prosman kan echter bij Van Ruler weinig „wapens” vinden om een front te maken tegen de geseculariseerde zienswijze waarin het hier en nu verabsoluteerd wordt.
Vervaarlijke klippen
In de middaglezing onderzocht dr. A. Goudriaan, onderzoeker aan de Vrije Universiteit, met de 120 predikanten het thema wereldmijding bij grote theologen uit de Vroege Kerk. Dr. Goudriaan haalde kerkvader Tertullianus (160-220) aan, die het geloof omschreef als „een zeilschip dat tussen vervaarlijke klippen door moet varen.” Het zielenheil vergt grote waakzaamheid in het vermijden van afgoderij van de wereld in al zijn vormen. „Want wie buitenboord valt, wordt nooit meer gered.”
Wereldmijding diskwalificeert het leven op aarde niet, stelde dr. Goudriaan. Hij haakte aan bij Augustinus, een kerkvader in wie hij zich intensief heeft verdiept. Augustinus gaf aan dat de aarde gebruikt mag worden, maar niet in de plaats mag komen van het fundament van het geloof: Christus. „De kern van het vreemdelingschap ligt in het eerste gebod: God liefhebben boven alles.”
Doperse trekjes
„Zet je tanden niet te diep in de spullen”, vat dr. Goudriaan de leer van de kerkvaders samen tijdens de discussie na de lezing. Prof. dr. G. van den Brink ziet echter ook doperse trekjes bij Tertullianus’ oproep tot wereldmijding. „We kunnen immers niet wegvluchten voor de zon- de?”
Dat erkent dr. Goudriaan. „Maar we moeten wel de complexiteit van de wereld van toen in acht nemen. Tertullianus leefde in een omgeving waar goden vereerd worden. Hij scherpt ons bewustzijn om daarvan afstand te nemen.”
Prof. dr. M. J. Paul zoekt naar een vertaling voor de kerk van 2009. Hij stelt dat het vreemdelingschap van de Vroege Kerk niet gericht is tegen de medemens.
Wie in een zuil samenhokt en de armen en behoeftigen daarbuiten aan hun lot overlaat, heeft de kerkvaders niet achter zich, beaamt ook dr. Goudriaan. „Maar wereldmijding moet geen moralisme worden. Het is geen nieuwe wet. Daarom is het ook zo mooi wat Augustinus zegt: Jezus als fundament.”