Bekering
De rijke man en de arme Lazarus
Lukas 16:19-25
Deze gelijkenis is behandeld. Wat behoorden wij met ernst te gaan zorgen voor dat nodige werk van de waarachtige bekering en daar haast mee te maken. Wij zijn immers nog in dit leven. Wij leven nog onder het gedurig aanbod van Gods genade.Maar helaas, verre het minste deel van u denkt aan dit allerbelangrijkste werk, terwijl het nu dag is eer de nacht van de dood hen overvalt, als ze niet meer kunnen werken. Hoeveel duizenden zijn er niet, die zich over het behoud van hun onsterfelijke ziel niet bekommeren. Zij gedragen zich zo alsof men eeuwig hier zal blijven leven. Zij maken van de aarde hun hemel, gelijk die rijke man deed. Zij leven naar hun eigen lust en plezier, vooral als hun tijdelijke goederen veel worden.
Maar, ach, wat wroet de arme mens hier in de aarde. Wat slaaft en draaft men, wat zwoegt en zweet men om een handjevol goud dat niet meer is dan gele aarde en vergulde drek. De dood neemt dat weer weg. Ondertussen bezit men geen druppeltje van de genade van God om de ziel van binnen te verkwikken.
Denk eens, o, mens, wat zou dat naar wezen als in het uur van de dood God u zou toespreken door uw geweten. Wat troost zou u dan hebben van al die ijdelheid, als u voor eeuwig zult neerzinken in die poel waar geen uitkomen aan is?
Johannes Barueth,
(”De predikende en wonderdoende Christus”, 1754)
predikant te Dordrecht