Rinkelende bellen in Zijderveld
Na verschillende malen in vroeger tijden te hebben rondgedoold, blijf ik nu een beetje dichter bij huis. Want niet alleen vroeger waren er aardige dingen. Prof. dr. A. A. van Ruler heeft altijd gezegd en zelf gepraktiseerd dat ernst en humor, of spel en ernst, dicht bij elkaar liggen. Hoe kon hijzelf, onnavolgbaar soms, spelen met gedachten van zichzelf of van anderen, om vervolgens de volle ernst onder ogen te zien van de kwestie waarmee hij bezig was.
Wellicht heeft de hervormd-gereformeerde ds. J. van der Velden (1917-1997), die Van Ruler als (confessioneel) collega in Hilversum meemaakte, een vleugje daarvan meegekregen. Daarvan is het reislustige, kerkhistorische gezelschap, dat onder leiding van ondergetekende en van (eerst) ds. K. Exalto en (daarna) ds. C. Blenk heel Europa doortoerde, getuige geweest. In ernst en humor omvatte hij het hele, kerkelijk breed gelegerde gezelschap in één omarming. Gevat kon hij tegenwerpingen pareren.Enkele jaren deelde hij de kamer met broeder Van Ganswijk uit Putten. Ooit waren ze ’s morgens niet weg te branden geweest uit een hotelkamer, die meer had van een paleiszaal dan van een eenvoudig optrekje. In de bus werden ze door het wachtende en smachtende gezelschap met een vermanend applaus onthaald. Reactie van ds. Van der Velden: „Hervormden zijn vaak laat wakker, maar als ze wakker zijn, zijn ze goed wakker.”
Voetballer
Tijdens die reizen was het immer aan ds. Van der Velden voorbehouden om een slotspeech met een terugblik te geven. Hij was een rasverteller. In 1990 gaf hij een terugblik op alle reizen die toen gepasseerd waren. Van een reis naar Engeland herinnerde hij zich dat het gezelschap door de politie werd aangehouden, omdat de dienaren van hermandad dachten dat ze met een stel voetballers uit Liverpool te maken hadden. Zo’n grap liet hij zich niet ontgaan.
Maar van een reis door Frankrijk haalde hij op dat ds. Exalto ooit in het auditorium in Genève diep ontroerd in de stoel van Calvijn zat. „Hij zag eruit of hij opgetrokken was geweest.”
En, refererend aan het kersverse bezoek aan Hongarije, waar we op de eenzame Poesta boven Debrecen paardencollecties hadden bezocht, memoreerde hij dat hij ooit op de Maliebaan in Utrecht prof. dr. J. Severijn (toen voorzitter van de Gereformeerde Bond) „hoog te paard” tegenkwam en veronderstelde derhalve dat deze hooggeleerde wellicht vanwege zijn liefde voor paarden een eredoctoraat in Debrecen had ontvangen.
Jubileum
Intussen ’vierde’ ds. Van der Velden op de terugreis in 1990 op 20 oktober in de bus ook zijn vijftigjarig ambtsjubileum. Ademloos luisterden we naar zijn levensverhaal, waarin alle gemeenten die hij diende voor het voetlicht kwamen: Nieuwland, Hilversum, De Bilt, Dordrecht, Amersfoort en Woerden. Diepe ernst en weldadige humor.
Met enige zelfrelativering haalde hij nog even de contacten met Van Ruler in Hilversum op. Die zat regelmatig bij hem in de Diependaalse kerk. „Ds. Van Ruler was wel eens ondeugend: Joh, je had een echte goede preek vanmorgen; overigens weinig bevindelijk.”
Maar het uitvoerigst vertelde hij over zijn eerste gemeente, Nieuwland. Die gemeente was veertien jaar vacant geweest. Voorheen had er een ethisch predikant gestaan. Wanneer er in de vacaturetijd „wat meer rechts georiënteerde predikanten” voorgingen, was de kerk „aardig vol”, bij „anders gevulde diensten” bijna leeg.
Toen echter dominee Schimmel van Ameide met emeritaat was gegaan en zich had gevestigd in Nieuwland, werd deze daar gekozen tot ouderling. U raadt het al: kandidaat Van der Velden werd er beroepen. De vader van ds. G. A. Zijderveld, later predikant in de Gereformeerden Gemeenten, was ouderling in de christelijke gereformeerde kerk. Ze kerkten en werkten samen. Zijderveld zei ooit een keer: „Dominee, uw ouderlingen hebben overal verstand van, behalve van de Kàrke Gods.”
Tekenend was dat een van de diakenen van de kersverse hervormde pastor hem een keer toevoegde: „Dominee, van uw preken heb ik de buik meer dan vol.” Waarop ds. Van der Velden zei: „Broeder, dan zit het een voet te laag.” Ten tijde van Van der Velden groeide de kleine gemeente intussen naar „een grotere.”
Ondeugend
Terugblikkend vertelde ds. Van der Velden nog „een ondeugend ding.” In de oorlogstijd waren er warme zomers, koude winters en nogal wat vacatures in de ring. Als hij in de omringende gemeenten moest preken, ging hij meestal op de fiets. Maar in de wintertijd, als er sneeuw lag, reed de reeds eerder genoemde diaken hem met een arrenslee, die met bellen was getooid.
Van de gemeente Zijderveld mochten de bellen blijven rinkelen. Maar de gemeente Schoonrewoerd had daar bezwaar tegen. Zijderveld was „wat lichter”, Schoonrewoerd „wat zwaarder.” De predikant en de chauffeur waren de Joden een Jood en de Grieken een Griek. Maar, tekende de onvolprezen notulist van onze kerkhistorische reizen uit de mond van ds. Van der Velden op: „De diaken had er zijn plezier in -ik eigenlijk ook wel- en reed met rinkelende bellen door de straten van Zijderveld.”
Paulus wist het al: de een gelooft dat men alles eten mag, de ander eet moeskruiden. Maar veranderen de tijden, dan veranderen de zeden. Waar zijn nog die forse winters, en waar is derhalve nog de arrenslee, met de dominee onder de hoge hoed als ingezetene? Het probleem van de bellen is passé.
Tegenwoordig zijn er andere sleeën in gebruik, ook onder de weleerwaarden. Hoewel: de een gelooft dat hij alles rijden mag, de ander rijdt een sober vehikel. Maar ik neem aan dat er vandaag ook in Schoonrewoerd geen probleem van wordt gemaakt als van tijd tot tijd, vanwege overstekende schepsels, de claxon zich laat horen.