Niemand die alsjeblieft of dankjewel zei
De voormalige Artsen zonder Grenzenmedewerker Arjan Erkel, die in 2002 door moslimrebellen werd ontvoerd, was dinsdag in Kampen „ervaringsdeskundige” tijdens de zogenoemde „vooravond” van het paascongres in maart 2009. Thema van het congres is ”het kwaad.”
Het paascongres wordt georganiseerd door gereformeerd studentenkorps Fides Quadrat Intellectum (FQI) in samenwerking met het Gereformeerd Wetenschappelijk Genootschap (GWG). De lezingen van dinsdagavond vormden een introductie op het thema.Behalve Erkel spraken ook prof. dr. R. R. Ganzevoort, hoogleraar praktische theologie aan de Vrije Universiteit, en prof. dr. A. A. M. Kinneging, rechtsfilosoof aan de Universiteit Leiden.
Prof. Ganzevoort, die het onderwerp vanuit theologisch perspectief benaderde, vroeg zich af waarom kwaad en religie zo vaak in één adem worden genoemd, bijvoorbeeld op internetfora. „Er zijn drie antwoorden gegeven. Het eerste is dat de mens zelf slecht is, en daarom ook de verkeerde kant opgaat met religie. Dat vind ik te gemakkelijk. Het tweede is dat het kwaad in religie zit. Ook ik kan sommige Bijbelgedeelten niet anders uitleggen dan dat er over een gewelddadige God wordt gesproken. Het derde antwoord is dat het heilige altijd twee kanten heeft: het trekt aan en het stoot af. Liberale religies laten hier het ene liggen, willen alleen maar positief denken.”
Volgens de hoogleraar gaat het er uiteindelijk niet om te begrijpen hoe het kwaad geduid moet worden, maar hoe ermee te leven. „Kwaad roept om een antwoord. Het enige antwoord is: daar doe ik niet aan mee. Te midden van het kwaad toch inzetten op verbondenheid, genade en vergeving, is een kwetsbaar experiment. Geweldloosheid, pacifisme: ik weet wel dat het niet werkt. Maar het is het enige wat we hebben.”
Erkel is 607 dagen lang ontvoerd geweest in Dagestan. „Ik probeerde telkens contact te krijgen met mijn ontvoerders. Als niemand eens „alsjeblieft” of „dankjewel” tegen je zegt, is dat heel vervelend. Je voelt je waardeloos. Langzaam steeg ik in hun waardering. Uiteindelijk kon ik met hen spreken over hun drijfveren voor het moslimradicalisme. Ze noemden de culturele superioriteit van de islam, ongelijke behandeling in de media en idealisme. Ze wilden oprecht de wereld beter maken en waren bereid daarvoor naar de wapens te grijpen.”
Toen hij vrijkwam, ervoer Erkel dat als een overwinning van het christendom op de islam. „Ik had in mijn hol onder de grond voor het eerst op mijn knieën gebeden. Toen ik uiteindelijk op eerste paasdag werd bevrijd, voelde dat als een wederopstanding: God trok aan de touwtjes.”
Prof. Kinneging koos zijn uitgangspunt in de klassieke filosofie. De technologische vooruitgang heeft volgens hem tot het misverstand geleid dat er ook vooruitgang is op het gebied van de moraal. „Misschien is het tegendeel wel waar. De mensen vroeger waren niet dom. Ze hadden met dezelfde morele vraagstukken te maken als wij en ze hebben er diepgaand over nagedacht. Aan goed en kwaad valt voor ons niet zo veel nieuws meer te ontdekken.”
Op de vraag naar wat het kwaad is, ontstond volgens Kinneging op den duur een omlijnd antwoord. „Het uitgangspunt was dat de mens een sociaal wezen is. Hij kan alleen bloeien en functioneren in een samenleving, niet als hij alleen is. Maar tegelijk is de mens ongelooflijk goed in ruziemaken. Langzamerhand ontstond het idee dat het kwaad in de mens zelf zit en daarom niet uitgeroeid kan worden. De mens kan zichzelf dus niet laten gaan, want dan wordt samenleven onmogelijk. Hij moet strijden tegen zichzelf. De Grieken noemden dat: psychomachia.”
De conclusie dat de mens slecht is, is dus niet van christelijke origine, aldus Kinneging. „De tekening van de mens werd overgenomen en verder ontwikkeld in de Rooms-Katholieke Kerk. Ook de leer van de zeven hoofdzonden werd opgenomen. Helaas hebben Luther en Calvijn deze klassieke leer van het kwaad weggegooid, als het kind met het badwater.”