Ook de slijpsteen is nuttig
Groen van Prinsterer peilt diep in ”Ongeloof en revolutie”, is de leeservaring van J. Schinkelshoek. Ook al is er veel af te dingen op Groens analyse, zijn boek is als een klaroenstoot. Het werk roept ook de vraag op hoe Groens ”christelijke beginselen” in praktijk gebracht moeten worden.
„De heer Groen is van nature een hartstochtelijk man, een man des toorns, bij wie die aanleg onderdrukt wordt door een ijzeren wil, om daarna in de getemperde vorm van kritiek en satire weer aan het licht te komen - en kunst te worden.”Zo typeerde de negentiende-eeuwse literator Busken Huet in een geschreven portret in zijn krant, de Java Bode, in 1870 nog bij diens leven zijn tijdgenoot Groen van Prinsterer. Wie Groens ”Ongeloof en revolutie” weer eens ter hand neemt -aan de vooravond van de nieuwe uitgave heb ik het gedaan- wordt getroffen door Huets rake typering.
Busken Huet -een predikant die van zijn geloof afviel- voelde haarscherp aan dat het bij Groen onder de oppervlakte kolkt. Tussen de regels door signaleert hij „een gestreden, maar soms onvolstreden inwendigen kamp, de overblijfselen van een worsteling in de binnenkamer, welke niet altijd met een volkomen overwinning eindigen kan.”
Die worsteling maakt ”Ongeloof en revolutie” tot een bijzonder boek. Na ruim anderhalve eeuw de moeite waard om van tijd tot tijd uit de boekenkast te halen. Het is een taaie, uitputtende worsteling met de geest van de tijd. In die winter van 1846-’47 poogt Groen in zijn „boekenkamer”, al tastend en zoekend, in gesprek met „een klein getal belangstellende vrienden” door te dringen tot de kern.
”Ongeloof en revolutie” is, zou je kunnen zeggen, een vervolg op Da Costa’s ”Bezwaren tegen de geest der eeuw”. Net als zijn geestverwant uit het Reveil signaleert Groen in het Nederland van zijn tijd „afval”, „ongodisterij” en zelfs „giftige planten.” Maar Groen peilt diep onder het oppervlak. Hij gaat op zoek naar de oorzaken van die revolutie, om tot het inzicht te komen dat het christelijke Nederland, te midden van het christelijke Europa, bezig is zich van zijn wortels af te snijden. Dat ”ongeloof” wordt steeds meer zichtbaar, zowel in de staat en de maatschappij als in de cultuur als de kerk. Dat vergt actie, tegenactie.
Die ontdekking -de ontdekking van ”Ongeloof en revolutie”- is Groens grootste nalatenschap. Op het boek, een bundel „voorlezingen”, is na anderhalve eeuw veel af te dingen. Maar ook wie aanmerkingen heeft op zijn analyse, ook wie hem hier en daar te kort door de bocht ziet gaan, ook wie af en toe hoofdschuddend doorleest, voelt niettemin een klassieker in handen te hebben, een klaroenstoot.
Als een van de eersten stelde Groen van Prinsterer de vraag naar de kern van christelijke politiek. Wat doen christenen in de politiek? Hebben ze er iets te zoeken? Wat kunnen ze eraan bijdragen?
Dat loopt in ”Ongeloof en revolutie” uit op een bijna hartstochtelijk pleidooi voor „christelijke beginsels” als grondslag voor politiek. Waarna een van de mooiste zinnen volgt, een zin om in marmer uit te hakken: „Ook de slijpsteen is nuttig, al snijdt die zelf niet.”
Wie ”Ongeloof en revolutie” dichtslaat, blijft met een vraag zitten. Hoe breng je dat christelijke beginsel in de praktijk? Hoe geef je er aan het Binnenhof vorm aan? Alleen al daarom mag het niet bij een heruitgave van ”Ongeloof en revolutie” blijven. Minstens zo boeiend is te lezen hoe de evangeliebelijder als staatsman opereerde.
Met smart zie ik uit naar nieuwe uitgaven van Groens ”Parlementaire studiën en schetsen”, zijn ”Adviezen in de Tweede Kamer” en zijn ”Brieven aan de kiezer”.
De auteur is lid van de Tweede Kamer voor het CDA.
Ongeloof en Revolutie
In Den Haag werd dinsdagmorgen een nieuwe uitgave gepresenteerd van ”Ongeloof en Revolutie”. De heruitgave van het werk van jurist en historicus Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876) werd aangeboden aan vertegenwoordigers van de drie christelijke politieke partijen: J. Schinkelshoek (CDA), A. Rouvoet (ChristenUnie) en G. Holdijk (SGP). Op deze pagina geven Schinkelshoek en Holdijk hun visie op de blijvende betekenis van de ideeën van Groen van Prinsterer.