Armoede oorzaak van geweld in Kenia
De gewelddadigheden in Kenia na de verkiezingen op 27 december 2007 brachten wereldwijd een schok teweeg. De bakermat voor de onlusten was echter allang gelegd in de enorme verschillen tussen arm en rijk.
Verbijstering alom, januari dit jaar. Is dit Kenia, het Afrikaanse toonbeeld van stabiliteit en economische groei? De beelden van woedende mensen die met machetes door de straten van sloppenwijken trokken, stonden wel in erg schril contrast met de safarikiekjes die de buren hadden laten zien. „Rwanda. Dit is Rwanda”, huilde een blanke vrouw op het punt van evacuatie overspannen in een veel vertoond televisiebeeld.Kenia is geen Rwanda, maar de verhalen over Kikuyu’s (volksgenoten van de zittende en herkozen president Mwai Kibaki) en Luo’s (volksgenoten van oppositieleider Raila Odinga) die tegen elkaar zijn opgestaan, riepen onwillekeurig herinneringen op aan de gruwelijke genocide van 1994. Twee maanden lang was Kenia het toneel van gevechten. Er vielen meer dan 1500 doden en 600.000 mensen sloegen op de vlucht.
Oppervlakkig gezien was het een oorlog tussen volken (Kikuyu’s, Luo’s), maar de werkelijkheid bleek al snel ingewikkelder en genuanceerder te zijn. Ongelijkheid en armoede waren de dieper liggende oorzaken. In de middenstandswijken van de grote steden bleef het doorgaans rustig.
Er schijnt bijna geen land ter wereld te zijn waar de rijkdom zo onevenwichtig verdeeld is als in Kenia. De etnische component is dat de Kikuyu’s sinds de onafhankelijkheid van 1963 het meest geprofiteerd hebben van de ontwikkeling. Zij beheersten de handel en de politiek. Met name in de Riftvallei hebben de Kikuyu’s veel grond in handen, terwijl die oorspronkelijk aan Masaai en Kalenjin behoorde. Die zagen in de nasleep van de verkiezingen hun kans om het ’landjepik’ betaald te zetten.
De Kikuyu’s moesten het tijdens de rellen zwaar verduren, maar ze waren niet slechts slachtoffers. De Kikuyu’s mengden zich al snel ook zelf in het gevecht. Met name de Mungiki’s, een extremistisch-etnologische groep Kikuyu’s, stelden zich zeer gewelddadig op. De gevreesde Mungiki’s houden er een zeer exclusieve etnische ideologie op na waarin geen plaats is voor andere volken.
Helemaal vlekkeloos waren de verkiezingen voor 2007 ook niet verlopen. Al sinds de herinvoering van het meerpartijenstelsel in 1991 was geweld een vast onderdeel van het verkiezingsproces. De schaal waarop het in januari dit jaar plaatsvond, was echter ongekend. „Het was verreweg de bloedigste en verwoestende geweldsgolf die Kenia ooit gekend heeft”, concludeerde in oktober de Keniaanse commissie die onderzoek moest doen naar de toedracht van het geweld.
Voor veel jongeren in de sloppenwijken betekenden de rellen ook gewoon een verzetje. Bovendien zijn er sterke aanwijzingen dat het ook een leuke bijverdienste voor hen betekende. De voorzitter van de onderzoekscommissie, rechter Philip Waki, stelde onomwonden dat politici „de grootste makelaars van de wanorde” waren. De commissie-Waki noemt de namen van tien hoge politici en zakenmensen die een actieve rol speelden in het ontketenen van het geweld.
Eind januari toog oud-secretaris-generaal Kofi Annan van de Verenigde Naties met een groep van „eminente Afrikanen” naar Kenia om in het politieke conflict tussen president Kibaki en Odinga te bemiddelen. Het leek aanvankelijk op niets uit te lopen. „Wij hebben Kofi Annan of welke eminente persoonlijkheid niet uitgenodigd om te komen en te bemiddelen”, liet de regering weten. De hele wereld was opnieuw verbaasd toen eind februari toch een compromis bereikt werd. Er zou een coalitieregering gevormd worden met Kibaki als president en Odinga als premier. Op 13 april werd de nieuwe regering gepresenteerd.