Goede herder
„En als Hij nabijkwam en de stad zag, weende Hij over haar.”
Lukas 19:41Een goede herder kent zijn schapen, welke en hoeveel er zijn. Zo kent ook Christus Zijn schapen op het nauwkeurigst. Hij weet het getal en kent ieder in het bijzonder. Zo sprak Hij Zelf: „Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij.” Zou Hij hen dan niet kennen, wier namen geschreven zijn in het boek des Levens, getekend met Zijn hand, gewassen en wit gemaakt met Zijn bloed, en omhangen met het zuivere kleed van Zijn gerechtigheid?
Een goede en trouwe herder weidt en voedt zijn schapen. Een herder die zijn schapen liefheeft, voert ze aan grazige weiden en verse wateren, waar ze een overvloed van eten en drinken kunnen bekomen. Dit zei David van God, zijn Herder in Christus, in Psalm 23:2: „Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtkens aan zeer stille wateren.”
De weiden van Christus’ schapen zijn niet vuil en besmeurd, maar groen en lieflijk. Het is geen dorre woestijn, maar ze liggen op de hoge bergen van Israël. Wat is dat zoete gras anders dan de hemelse Godssprake? Wat anders dan Christus’ gekruiste lichaam en vergoten bloed? Want dat is rechte spijze en drank voor een zieke. Een goede herder beschermt zijn schapen. Een goede herder houdt de wacht over zijn schapen, niet alleen op de dag maar ook des nachts.
Johannes Visscherus,
(”De wenende Christus”, 1665)
predikant te Amsterdam