Een bijzondere berg in Helgeland
Auto en pont wisselen elkaar als vervoermiddel af. Op de route liggen onder meer oude houten kerken, kleine openluchtmusea en een bijzondere kruidentuin. De natuurlijke omgeving imponeert echter het meest tijdens een tocht door het kustgebied van Midden-Noorwegen. De berg Torghatten bijvoorbeeld biedt bezoekers een bijzonder doorkijkje.
Je hoeft niet lang in het Noorse Helgeland rond te toeren om onder de indruk te raken van het imposante gebergte. Het begint al als we, kort na de landing van ons vliegtuig bij Brønnøysund, aan de voet van de Torghatten staan. Jaarlijks vergapen enkele tienduizenden bezoekers zich aan deze berg –ruwweg 15 kilometer ten zuiden van de stad– die z’n bekendheid aan het enorme gat in het rotsmassief dankt.
In de schaduw van de Torghatten ligt een camping met zeventig standplaatsen. Een van de bewoners –hij verblijft jaarlijks van mei tot september op deze plek– start net de motor van zijn bootje. We mogen instappen om het berggat vanaf het water te bekijken. De stuurman –een fervent visser– zet de pet achterstevoren op z’n hoofd, zodat de wind er niet onder komt, en bedwingt met zichtbaar genoegen de golven.
Houten huisjes
Na tien minuten hebben we het kijkgat goed in beeld. De omvang stelt in eerste instantie teleur. Het lijkt alsof er in een groot legobouwwerk ergens één blokje ontbreekt. Meer niet. Als we later in de middag de berg op klimmen, is de beleving totaal anders. Langs een ruig en nat pad komen we langzaam dichter bij ons doel. Op een bordje aan de rotswand staat een tekst uit Openbaring 14 vers 7: „…en aanbidt Hem, Die de hemel en de aarde, en de zee, en de fonteinen der wateren gemaakt heeft."
Als we verder omhooglopen, verandert het gaatje van zojuist in een enorme kloof –35 meter hoog, 15 tot 20 meter breed– die een fraaie doorkijk biedt: in de diepte zien we grazende koeien, balen hooi, houten huisjes en talloze eilandjes voor de kust. Als we de omgeving rustig op ons hebben laten inwerken, kiezen we ervoor niet dezelfde weg terug te nemen, maar aan de andere kant af te dalen. Langs met rode stippen gemarkeerde rotsblokken vervolgen we ons pad, om na in totaal twee uur weer bij ons startpunt terug te keren.
Op advies van de VVV vervolgen we onze route naar Hildurs kruidentuintje, dat als een belangrijke bezienswaardigheid in deze regio geldt. De tuin –het verkleinwoord blijkt niet op z’n plaats– heeft oude wortels. Hildur, gekleed in Scandinavische feestkleding van halverwege de negentiende eeuw, vertelt dat haar voorouders zich rond 1650 zo’n 6 kilometer ten noorden van Brønnøysund vestigden. Nu woont ze er met haar man Torbjørn, zoon Atle en schoondochter Laila. Een gebouw uit 1780 herinnert nog aan het grijze verleden.
Wintertuin
Dertien jaar geleden ging het boerenbedrijf, gelegen in de schaduw van de berg Mofjellet, over op de oudste zoon. Twee jaar geleden verkocht deze zijn melkquotum. „We zijn gestopt met koeien melken. Nu melken we toeristen", merkt Atle lachend op. Zijn moeder (75) en vader (77) dragen ondanks hun leeftijd nog volop bij aan het bedrijfsresultaat. Met enthousiasme leidt het echtpaar groepen rond op eigen erf en zelfs in eigen huis.
Hildur praat honderduit over planten uit allerlei werelddelen, die bij diverse kwalen –van alzheimer tot hypochondrie– een heilzame werking zouden hebben. De wintertuin heeft met z’n duizend cactussen een eigen verhaal. Verderop staan bijbelse planten centraal. „In de Bijbel worden ongeveer zeventig planten genoemd", zegt Torbjørn. „De helft daarvan vind je hier terug." Een Amerikaans boek wekte zijn interesse voor cederbomen, granaatappelen en linzen. De bijbehorende bijbelteksten staan in de tuin netjes vermeld.
Na de rondleiding door de tuin verdwijnt Hildur rap in de keuken. Haar man neemt het verhalen vertellen van haar over, in een apart zaaltje, met opgezette vogels en historische voorwerpen. Even later mogen de gasten het zich gemakkelijk maken in het woonhuis. De ene kamer herbergt 3500 boeken, een andere nog eens 2500. „Ik heb altijd interesse gehad voor geschiedenis. Sinds we in de vroegere koeienstal een galerie hebben, heb ik ook veel belangstelling voor kunst", zegt Torbjørn. Hildur luidt intussen de bel. De soep is klaar!
Uitschuifbed
Sneller dan ons lief is, maken we kennis met de smaakvolle twaalfkruidensoep en andere lekkernijen, om vervolgens naar Horn af te reizen. Daarvandaan zal de ferry “Torghatten” ons in 20 minuten naar Anndalsvåg brengen. Vanaf de pont is het nog 17 kilometer rijden richting Vevelstad, waar ons een openluchtmuseum en een kerk in het vooruitzicht zijn gesteld.
Het museum is er een zoals je op vele plaatsen in Noorwegen kunt aantreffen: een handvol oude houten huisjes –in dit geval tien– die een indruk van het leven in vroeger dagen geven. Al snuffelend in een woning uit 1840 –familiefoto’s aan de wand– vraag je je af hoe comfortabel het leven hier was voor een gezin met tien kinderen en een hulp in de huishouding. Leuk detail is een uitschuifbed dat met de lengte van de kinderen kon meegroeien. Een weefgetouw, het gereedschap van een schoenmaker en attributen om brood en boter te maken geven een indruk van de bezigheden van toen.
De huizen werden van hout gemaakt, omdat dat nu eenmaal het gemakkelijkste was, legt de gepensioneerde hoofdonderwijzer Alf Ardies uit. Met gras begroeide daken zorgen voor de nodige isolatie. Aan de binnenzijde van het dak werden soms kranten geplakt als extra bescherming tegen de kou. In een van de huisjes valt een pagina uit een Noors dagblad van 7 september 1948 op, met een kop die Nederlanders kunnen begrijpen: “Prinsesse Wilhelmina Dronning Juliana”.
Een oud-leerling van Ardies, Nina Andreassen, treedt op als tolk voor de bejaarde Noor, die alleen zijn eigen taal spreekt. Zij was indertijd een van de honderd leerlingen op de plaatselijke school. Momenteel leren er nog vijftig kinderen lezen en schrijven. Nina heeft het nog steeds naar haar zin in het kleine dorp. „Je hoeft niet in Oslo te wonen om gelukkig te zijn. Zee, bergen, je hebt hier alles. Pas ben ik nog met m’n vader wezen vissen. We hebben hier een van de mooiste fjorden van Europa en er zit veel vis."
Likeurstoker
Het kleine openluchtmuseum is vrij toegankelijk voor bezoekers, die een gift in een busje kunnen doen. Wie aan de deur van de iets verderop gelegen kerk rammelt, kan echter niet zomaar naar binnen. Er moet eerst een alarm worden uitgeschakeld. „Begin jaren negentig hebben satanisten meer dan tien kerken in Noorwegen in brand gestoken", zo verklaart Ardies de veiligheidsmaatregel. „Er zijn ook plannen geweest om deze kerk af te branden. Sindsdien zit er een alarm op."
De Vevelstad Kirke werd in 1796 gebouwd en driekwart eeuw later uitgebreid. Twee boeren namen indertijd het initiatief voor de bouw van het bedehuis, waardoor mensen niet meer per boot naar een andere plaats hoefden te varen voor de eredienst. De bouwplek werd nauwkeurig bepaald: precies halverwege de boerderijen die het verst van de kerk verwijderd waren, zodat de een niet verder hoefde te lopen dan de ander. Voor in de kerk kwamen twee speciale banken voor de initiatiefnemers van de bouw.
Bij het likeurpakhuis in het museum dist Ardies een verhaal op uit de tijd dat predikanten per boot naar Vevelstad kwamen om een dienst te leiden. De bejaarde Noor wijst op een houten koffer die plaats biedt aan zes flessen. Deze ging steevast mee aan boord van een roeiboot als er een dominee uit een andere plaats gehaald moest worden. De traditie was, zegt Ardies met een glimlach, dat er onder het roeien regelmatig een slok gedronken werd.
Meer informatie: Noors Verkeersbureau Benelux: 0900-8991170 (0,35 euro/m), holland@ntr.nl of www.visithelgeland.com.