Identificatie
Het WRR-rapport ”Identificatie met Nederland” wordt geanalyseerd in een themanummer van het blad Migrantenstudies (24e jaargang nummer 3).
In een toelichting op het rapport noemen de auteurs als het kernpunt van hun studie dat het voorschrijven van een nationale identiteit het integratievraagstuk niet veel verder zal helpen. Belangrijker is om te investeren in identificatie. Identificatie biedt ruimte voor meervoudige identiteiten. Mensen kunnen zich met verschillende groepen verbonden voelen.Daarbij maakt de WRR onderscheid tussen functionele, normatieve en emotionele identificatie. Functionele identificatie vindt plaats in een specifieke situatie. Werk, wijk en school zijn daarbij met name van belang. De WRR pleit vanuit dit perspectief om veel aandacht te besteden aan de arbeidsmarkt.
Normatieve identificatie betreft het kunnen volgen en kunnen inbrengen van de eigen normen en opvattingen in het publieke en politieke domein. Daarbij gaat het niet alleen om de aanpassing aan de norm maar ook om de aanpassing van de norm. Als er geen open debat mogelijk is, bestaat het risico dat mensen zich in hun eigen wereld terugtrekken.
Bij emotionele identificatie gaat het over gevoelens van verbondenheid met anderen. Deze vorm van identificatie is te veel op de voorgrond gekomen, terwijl het vaak een bijproduct is van normatieve en functionele identificatie. Het hebben van twee of meer paspoorten zegt volgens de auteurs niets over iemands loyaliteit aan Nederland.
Jan Willem Duyvendak, hoogleraar algemene sociologie aan de Universiteit van Amsterdam, wijst er in zijn commentaar op dat het WRR-rapport maar weinig aandacht besteedt aan de identificatie met de wijk. Het rapport heet ”Identificatie met Nederland”, maar het gaat vooral over banden tussen Nederlanders als gevolg van functionele identificatie.
In Facta (jaargang 16 nummer 3) stelt Ineke Stoop, verbonden aan het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), het probleem van de non-respons aan de orde. Vrijwel over de hele linie geldt dat de bereidheid om aan sociaal onderzoek mee te doen dalende is. Dat heeft duidelijk te maken met het toegenomen aantal onderzoeken. Vroeger vonden mensen het interessant als iemand hen naar hun mening kwam vragen. Zeker als het een onderzoek was dat van de overheid uitging, achtte men het ongepast om nee te zeggen. Dat ligt nu anders. Ook de soms agressieve vormen van telefonische verkoop hebben de markt voor sociaal onderzoek bedorven.
Bij vergelijking van cijfers over de non-respons moeten we overigens wel bedenken dat in het verleden de respons vaak te hoog werd voorgesteld. Als op een adres bij acht bezoeken niemand werd thuis getroffen, nam men aan dat er dan ook wel niemand zou wonen.
Er zijn ook recente voorbeelden aan te halen van onderzoeken waarbij de respons weer in omhoog gaat. Maar om dat resultaat te bereiken moeten wel meer kosten worden gemaakt. Men gaat vaker langs op een adres (tot wel twaalf keer toe), vereenvoudigt de vragenlijsten en zet tweetalige interviewers in. Overigens is ook duidelijk geworden dat een betrekkelijk hoge non-respons niet altijd ernstige gevolgen heeft voor de kwaliteit van de onderzoeksresultaten.
Liberaal reveil (49e jaargang nummer 3) is ditmaal gewijd aan de door VVD-leider Rutte opgestelde beginselverklaring. Prof. Henk Vonhoff spreekt van een helder geschreven zeer herkenbare visie op de liberale beginselen. Dat de VVD zou moeten strijden voor verheffing van de onderklasse is echter een vorm van paternalisme die botst met de voor het ontplooiingsliberalisme kenmerkende nadruk op het eigen initiatief.
Het niet noemen van de vrijheid van onderwijs in deze beginselverklaring noemt Vonhoff een ernstig manco. De onderwijspacificatie diende ertoe om ouders die voor de bijzondere school kozen, niet op een onmogelijke financiële achterstand te zetten.
De nieuwe beginselverklaring neemt impliciet afscheid van de multiculturele samenleving. De Nederlandse traditie wordt betiteld als joods-christelijk. Volgens Vonhoff was de joodse inbreng echter marginaal. En de christelijke traditie moet verstaan worden in de geest van Thorbecke, die sprak over het christendom boven geloofsverdeeldheid.
Commentaar wordt ook geleverd door de directeur van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA, prof. Raymond Gradus. Hij vindt dat het hoofdstuk over vrijheid en verantwoordelijkheid diepgang mist en aan de dilemma’s voorbijgaat. Wat te doen als vrije individuen de kunst van zelfbeperking niet verstaan en vrijheid ontaardt in agressie, minachting, aanzetten tot haat en discriminatie?
Door de vrijheid van godsdienst, van vereniging en van onderwijs niet expliciet te vermelden, laat de beginselverklaring de lezers in het onzekere over de rol van de religie in de samenleving. Daarentegen is het goed dat gezin, vriendenkring, kerk, school en vereniging een plaats gekregen hebben in de nieuwe beginselverklaring. Daarmee lijkt de VVD afstand te nemen van het doorgeschoten individualiseringsdenken.
Liberalen en christendemocraten hebben het vertrouwen in de samenleving gemeen, maar de aanname dat het vanzelf goed komt als de staat zich terugtrekt, spreekt prof. Gradus minder aan.
Dr. C. S. L. Janse, oud-hoofdredacteur RD.