Euro blijft heikel punt voor Denen
De Deense regering zoekt naar een geschikt moment om de bevolking via een referendum alsnog over de streep te trekken voor aansluiting bij de eurolanden.
Ruim acht jaar geleden bracht het eerste referendum een duidelijke afwijzing. De volksraadpleging was een grandioos fiasco voor zowel het toenmalige door de sociaaldemocraten met steun van de links-liberalen geleide kabinet als de conservatief-liberale oppositie.De brede parlementaire steun voor de gemeenschappelijke valuta is er nog steeds, maar de vrees om nogmaals de vingers te branden heeft ook de door de oppositie van destijds gevormde huidige regering-Rasmussen ervan weerhouden de zaak nog een keer aan de orde te stellen.
De voorstanders ruiken echter een nieuwe kans nu de financiële crisis de Deense consument harder blijkt te treffen dan de burgerij in het eurogebied.
De Deense kroon kwam plotseling onder zware druk te staan en de nationale bank in Kopenhagen ziet zich gedwongen alle zeilen bij te zetten, om de koers ten opzichte van de euro niet weg te laten zakken, onder meer door de rente op te schroeven.
Dat heeft in zoverre succes gehad dat dezelfde bank de renteverlaging die de ECB donderdag doorvoerde, heeft kunnen volgen. De ergste kou lijkt daardoor vooralsnog uit de lucht, maar feit blijft dat de Deense rente, in tegenstelling tot voorheen, nog steeds boven die van de eurolanden uitsteekt.
Dat is een slechte zaak voor de vele Deense woningbezitters die een hypotheek hebben opgenomen met een variabel rentetarief. De toch al zwaar op de tocht staande economische groei vangt daardoor in Denemarken nog meer wind wegens de druk op het consumentenvertrouwen en een teruglopend bestedingspatroon.
De Deense burgerij ondervindt hiermee voor de eerste keer sinds het referendum dat het buitengewoon nadelig kan uitpakken om er een eigen nationale valuta op na te houden.
Premier Anders Fogh Rasmussen laat daar weinig misverstand over bestaan. „Ondanks een massieve inzet is het een grote uitdaging om een kleine open economie te zijn in een tijd met onstabiliteit op de markten,” stelt hij vast.
De opiniepeilingen geven tegen deze achtergrond plotseling een opvallend positievere houding tegenover de euro aan dan voor de financiële crisis. Sommige peilingen voorzien zelfs een meerderheid van 52 tot 53 procent als er nu een volksstemming zou worden gehouden.
Toch weigert de regeringsleider van deze stemmingsomslag acuut gebruik te maken. „Loze geruchten omtrent een snel te houden referendum zouden een ontzettend onzekere situatie veroorzaken”, gelooft de regeringsleider.
Om het risico op een nieuw Deens eurofiasco zo klein mogelijk te houden, wil hij eerst grondig onderzoeken, of ook ditmaal de oppositie de kar voor 100 procent mee wil trekken.
Het knelpunt vormt op dat punt uiterst links, dat voorheen groot tegenstander was van de euro, maar de laatste tijd aan dit standpunt is gaan twijfelen. De tegenstand blijft onder alle omstandigheden groot, want de nationalistisch-populistische Deense Volkspartij -de op twee na grootste fractie in het parlement- is onder geen enkel beding bereid haar anti-eurostandpunt bij te stellen.
Daarom is de euro onveranderd een buitengewoon heikele zaak in Kopenhagen, waarbij Denemarken zich als EU-lid van de oude garde (1973) steeds vaker ingehaald ziet door de jonge garde, zoals Slovenië, Malta en Slowakije.