Protestantse kerken kijken terug op relatie met Israël
Het Zweeds Theologisch Instituut in Jeruzalem heeft donderdag en vrijdag een internationale conferentie gehouden over de verhouding tussen Europese protestantse kerken en de staat Israël in de afgelopen zestig jaar. Het doel van de bijeenkomst was terug te zien op de historische en theologische ontwikkeling in de relaties en te spreken over de vragen aangaande de relatie waar de Nederlandse, Zweedse en Duitse kerken nu mee te maken hebben.
Het Zweeds Theologisch Instituut hield de conferentie na overleg met de Raad voor Kerk en Israël van de Protestantse Kerk in Nederland. Het Centrum voor Israëlstudies (CIS) en de Duitse organisatie Studium in Israel hebben meegeholpen de conferentie te organiseren, aldus drs. C. J. Rodenburg, de Israëlconsulent van het CIS in Jeruzalem. De conferentie werd gehouden in het Tantur Instituut voor Theologische Studies in het zuiden van Jeruzalem.Rodenburg zegt dat Europese kerken hun wat zij noemen „onopgeefbare verbondenheid” met Israël ter discussie stellen en dat ze steeds meer aandacht geven aan Palestijnse christenen. Een andere groep neemt het juist sterk voor Israël op. Hij spreekt van een patstelling tussen een groep in de kerken die pro-Israël is en een groep die pro-Palestina is.
„We moeten vaststellen wat de theologische relatie met de staat Israël is en wat deze voor ons als christenen betekent. De PKN heeft een nota geschreven over het Israëlisch-Palestijnse conflict waarin de kerk een handreiking geeft. Het is interessant om te zien hoe de ontwikkeling in Duitsland en Zweden is geweest en welke stappen de kerken hebben gezet om uit de patstelling te komen.”
Beide kanten
Dr. A. H. Drost van de delegatie van de Raad voor Kerk en Israël en predikant in Houten signaleert eveneens een polarisatie in Nederland. Door perspectief te bieden op ”Israël en de volken” hoopt hij de spanning te kunnen verminderen. „Mijn benadering is om naar beide kanten te kijken.”
De reis naar Israël van de drie delegatieleden dient niet alleen om de conferentie bij te wonen, maar ook om contacten te leggen met Joden en kerken voor het opzetten van studieprogramma’s. De raad hoopt deze programma’s vanaf het voorjaar 2010 aan studenten en theologen aan te bieden.
De deelnemers zullen diepgaand kennis kunnen maken met het jodendom en in contact komen met de plaatselijke kerken. „We kijken naar beide kanten, zoals de beleidskaders van de nota over het Israëlisch-Palestijnse conflict aangeven. We willen ons dus niet naar de ene of andere partij laten drijven, maar juist het belang van de brug zien. De joodse en de christelijke zijde hier geven ook aan dat het belangrijk is dat wij als raad aandacht hebben voor de kerken hier, de broeders en zusters in het geloof.”
Anti-Israël
De directeur van het Zweeds Theologisch Instituut in Jeruzalem, dr. H. Bengtsson, zegt dat er aanvankelijk veel bewondering bestond voor de staat Israël. „De staat Israël werd gezien als een teken van hoop en van trouw van God. Maar er vond een wending plaats na de Zesdaagse Oorlog van 1967. De staat Israël werd steeds meer gezien als een militaire staat die Palestijns land bezet. Gedurende de tweede intifada ontstond de notie dat het Palestijnse volk onderdrukt wordt. Het kon zich door de muur niet vrij meer bewegen. Ik zou het sentiment in vele Europese landen nu willen beschrijven als anti-Israël. Er is vandaag meer kritiek op de staat Israël dan waardering.”
De media richt zich liever op het conflict en het contrast dan op de gematigde stemmen voor co-existentie en wederzijds begrip. Er wordt zo geen recht gedaan aan de mensen die in Israël wonen. „De retoriek tegen de staat Israël is heel hard en biedt dikwijls een extreem zwart-wit beeld. Het wordt vaak vergeten dat vele organisaties in Israël voor vrede, dialoog en onderhandelingen werken.”
Hij is ervan overtuigd dat samenwerking tussen Duitse, Nederlandse en Zweedse kerkorganisaties nodig is om educatieve programma’s op te zetten. De programma’s die zijn instituut al organiseert variëren tussen een week en twee maanden. „We zien dat er bij voorgangers vraag is naar voortdurende educatie. Vaak zijn zij overwerkt en overbelast. We kunnen hen hier materiaal bieden voor de theologische, politieke en hermeneutische vragen. Jeruzalem is daarvoor de aangewezen plaats.”