Canadese leger is langeafstandsrenner met te grote rugzak
Wat is er geworden van het trotse Canadese leger, dat eens een groot deel van Nederland bevrijdde? Na decennia van verwaarlozing door opeenvolgende liberale regeringen die hun geld thuis besteedden en buiten de deur mooie praatjes ophingen, kan het Canadese leger nu worden vergeleken met een langeafstandsrenner. Een met een te grote rugzak, die drie of vier marathons per seizoen loopt met schoenen en een T-shirt uit de jaren zeventig. Gezien het tekort aan hardlopers voor zijn team in deze estafette, is hij gedwongen regelmatig perioden van rust over te slaan, vindt prof. dr. A. A. Moens.
Verder heeft hij een verzorgingsteam dat zich verplaatst in een dertig jaar oude vrachtwagen. Het blijkt dat hij niet genoeg verband heeft, en hij heeft zijn voorraad zwachtels al maanden niet geteld.
Hij is slechts gericht op overleven. Hij is zo moe van het volbrengen van vredesmissies dat het steeds langer duurt voor hij zichzelf weer opgekalefaterd heeft. Omdat hij veel langer gelopen heeft dan zijn sponsors hem wilden vergoeden, koopt hij nu gerecyclede oplapmiddelen, om de kosten zo laag mogelijk te houden. Intussen hebben vele leden van zijn verzorgingsploeg het drukker met het repareren van hun oude truck, dan met het verzorgen van hemzelf en het voorzien in zijn drinkwater.
Weinig steun
Iedereen die oproept tot een doordachte herziening van de Canadese defensiepolitiek en -capaciteiten is slechts één dag nieuws in de Canadese pers. Een uitzondering vormt de National Post, die iedere dag op dit onderwerp hamert. Het probleem is echter dat leden van de liberale partij die krant niet lezen.
Wat kan het volk of zelfs die handvol sympathiserende leden van het parlement doen met het rapport van de Rekenkamer? Daarin wordt de legerleiding erop gewezen dat ze 20 procent van hun budget spenderen aan reserveonderdelen en de salarissen van monteurs? De groep mensen uit het volk, uit de bureaucratie en uit academici die achter een echte defensie staat, is klein. Ze zouden allemaal onderdak en voedsel kunnen krijgen van het kleine budget van de milieu- of aboriginalbeweging.
Canada heeft niet echt een defensiepolitiek. Op papier hebben we een „voor vele doeleinden geschikt, wereldwijd inzetbaar, strijdvaardig leger.” Dat betekent letterlijk alles voor alle partijen.
Nee, we kunnen geen zwaar materieel naar Afghanistan transporteren, en als we gaan, kunnen we niet zonder bescherming van Amerikaanse of Britse artillerie. We kunnen wel een peloton reservisten vanuit de westelijke provincie British Columbia naar Bosnië sturen. Ja, we kunnen daar naar toe met een Hercules-vliegtuig, maar: slechts één rugzak per persoon alstublieft. We houden eenderde van onze gevechtsvliegtuigen (CF-18’s) aan de grond, zodat we de andere, die nog met een soort Commodore 64-computers rondvlogen, kunnen moderniseren.
Verliezen
Canada probeert zowel oude als nieuwe politiek te voeren met minder dan tweederde van de middelen die we in de jaren tachtig hadden. Ons leger wordt verondersteld overal de vrede te bewaren op een wenk van politici, en tevens een volwaardig lid van de NAVO te zijn; verder samen met de Amerikanen te kunnen opereren; het land zelf goed te kunnen beveiligen; en binnenkort zich serieus bezig te gaan houden met deelname aan een raketschild en ruimtedefensie (beiden in ons belang). En dat met een defensiebudget dat minder is dan dat van de Amerikaanse kustwacht. Het budget is nu gelijk aan het overweldigende totaal van 1 procent van ons bruto nationaal product.
Het vervelende is, dat wat in Canada is gebeurd, ook in vele West-Europese landen heeft plaatsgevonden, met uitzondering van Groot-Brittannië. Al deze landen geven af op de Amerikanen en spenderen veel energie en middelen aan diplomatie, maar alleen als ze hun strijdkrachten moderniseren, zullen ze hun invloed in de wereld niet verliezen.
Prof. dr. A. A. Moens, hoogleraar internationale betrekkingen aan de Simon Fraser University bij Vancouver, Canada