De predikant als stoorzender of als krachtlijn
De preek, het centrale element in een kerkdienst van gereformeerde snit. Het geloof is uit het gehoor - we bevinden ons in de werkplaats van de Heilige Geest. De kerkganger verwacht het ”van boven”. Maar wat gebeurt er hier beneden in de hoofden en de harten van de hoorders? Welke betekenis heeft de psyche in het proces van horen in Gods huis?
Het zijn spannende vragen waar dr. J. (Hanneke) Schaap-Jonker (30) zich de afgelopen zes jaren mee bezig heeft gehouden. In april promoveerde ze aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) in Kampen op een onderzoek naar de relatie tussen het godsbeeld, de persoonlijkheid en de stemming van hoorders, en de betekenis die de preek voor hen krijgt. In maart verschijnt er van haar hand in de Areopagusreeks van de IZB een boek voor predikanten over dit onderwerp.Consequenties
Uit het onderzoek van dr. Schaap, theoloog en psycholoog en sinds dit jaar universitair docent godsdienstpsychologie aan de PThU te Kampen, blijkt de grote rol die de kerkganger zelf speelt in het luisterproces. „Veel predikanten hebben de ervaring dat mensen dingen horen in de preek die je helemaal niet gezegd hebt of die zelfs haaks staan op wat je als predikant bedoelde te zeggen.”
Een belangrijke oorzaak hiervoor is de psyche van de hoorder. „Mensen voeren tijdens de preek als het ware een gesprek met zichzelf. Zij proberen tijdens de preek te begrijpen welke consequenties de gehoorde woorden hebben voor hun eigen leven. De psyche van de hoorders, hun eigen gevoelens, ideeën, ervaringen en herinneringen spelen zo een rol in het verstaan van een preek.”
Een predikant kan hierop inspelen door mensen bewust aan te spreken. „Wanneer de predikant concreet formuleert, betrekken de mensen zijn woorden gemakkelijker op zichzelf. Het is het verschil tussen bijvoorbeeld de uitspraak: „Alle mensen zijn zondaar” en „U, jij en ik zijn zondaren voor God.””
Bang
Ook het beeld dat mensen hebben van God is van invloed op hun luistergedrag. „Dat beeld ontstaat in de kindertijd en is onder meer verbonden met vroege relationele ervaringen. Ook wat mensen later horen en lezen over God wordt opgenomen in het godsbeeld. Dit ontstane beeld, je basishouding ten opzichte van God, kan bij het luisteren naar een preek functioneren als een filter.”
Uit het onderzoek blijkt dat iemand die bang is voor God in de preek vaker de passages zal horen waar wordt verkondigd dat God de zonde niet door de vingers ziet. „Het beeld van God is door preken moeilijk te wijzigen omdat het voor een deel ook onbewust is, met een sterk affectieve lading, en diep verankerd in de psychische structuur van mensen”
Een andere factor die van invloed is op het horen van de luisteraars is hun stemming. „De informatie die mensen tot zich nemen is voor een aanzienlijk deel in overeenstemming met hun gemoedstoestand. Depressieve mensen hebben vooral de neiging zich te richten op sombere, negatieve informatie in een preek.”
Rust
Predikanten „doen er goed” aan zich bewust te zijn van de uitkomsten van het onderzoek, meent de godsdienstpsychologe. Ze geeft enkele concrete tips. „Als je weet dat mensen tijdens de preek continu met zichzelf in gesprek zijn, is het goed om af en toe rustmomenten in te bouwen. Mensen hebben de tijd nodig om het gehoorde te verinnerlijken.”
Verder is het voor predikanten van groot belang om in hun preken de hoorders een „duidelijk godsbeeld” mee te geven. „In God geloven, betekent weten wie Hij is en leven van Zijn genadig handelen. Het doel van de preek is dat mensen deze God ontmoeten.”
De prediker kan de hoorders helpen bij hun dialoog rond het godsbeeld. „Preken is dan met de hoorders vanuit een tekst spreken over hun ervaringen, ideeën, over hun hoop en teleurstellingen in relatie tot God. Hiervoor is het van belang dat je als predikant weet wat er bij de hoorders leeft.”
Ten slotte dient een predikant zich bewust te zijn van zijn eigen psyche en daarop kunnen reflecteren. „In de voorbereiding van de preek is de predikant de eerste hoorder van de tekst. Zijn persoonlijkheid, stemming en godsbeeld zijn van invloed op zijn verstaan van de tekst. De tekst krijgt dus betekenis binnen de psychische beleving van de predikant; dit bepaalt mede de inhoud van een preek. Beseft een predikant dat ook hij zo zelf kan functioneren als stoorzender of als krachtlijn in het hoorproces?”
Wat verwachten de mensen van een preek?
„Uit mijn onderzoek blijkt dat het de hoorders om de relatie met God te doen is. Een preek is voor hen betekenisvol als zij in de kerk een ontmoeting met God ervaren en uitzicht hebben tot over de grenzen van het leven. Een preek krijgt pas zijn volledige betekenis als hoorders er wat mee kunnen en weten wat ze ermee moeten doen.”
Welke rol is er bij een preek nog weggelegd voor het weerbarstige: „Alzo zegt de Heere”?
„Wanneer de preek is toegespitst op de ontmoeting met de Heere God kan dat niet zonder verkondigende momenten, waarbij hoorders en prediker vanuit de Schrift samen ontdekken: „Zó is God. Dit vroeg Hij toen van mensen, dat betekent dit voor ons vandaag.” Die boodschap kan weerbarstig zijn en dwars tegen ons denken en voelen ingaan. Het is dan wel van belang om daarbij stil te staan en die weerbarstigheid ook te benoemen.”
Uw onderzoek heeft een sterk menselijke insteek. In hoeverre botsen de uitkomsten met het gereformeerde belijden dat uiteindelijk de Heilige Geest, door het horen van het Woord heen, verantwoordelijk is voor de vrucht op de prediking?
„Ik ben ervan overtuigd dat de Heilige Geest onmisbaar is in de prediking. Toch ontslaat die belijdenis ons niet van onze verantwoordelijkheden. Het blijkt dat predikanten voor een aanzienlijk deel kunnen bijdragen aan een beter verstaan van de preek door de hoorders. Dat is een grote verantwoordelijkheid. Waarom zouden we ons daar dan niet meer bewust van zijn?”
„Woord van God is niet gebonden”
Naam: ds. G. J. van Aalst
Functie: docent aan de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten te Rotterdam
„Bij de praktische, ambtelijke vakken kunnen we in bepaalde opzichten als kinderen van onze tijd gebruikmaken van onder andere retorica, psychologie en communicatiewetenschappen. Het is echter zaak waakzaam te zijn, dat dit soort disciplines niet de inhoud van de boodschap gaat bepalen. Want het blijft gelukkig waar dat het gepredikte Woord Gods niet is gebonden aan een (oppervlakkige) tijd, een geblokkeerde hoorder en aan een beperkte verkondiger. Het is daarom een grote troost dat de Heilige Geest door middel van dit ongebonden Woord wil werken, zelfs ondanks ons. Het blijft het genadewoord, waardoor vijanden met God verzoend worden. Dit vooropstellend, is het onze grote ambtelijke verantwoordelijkheid om er werkelijk alles aan te doen om de boodschap van Gods vrije genade in Christus aan het hart te leggen: eenvoudig, direct en duidelijk. Zo dicht mogelijk bij de Schrift blijvend en zo dicht mogelijk bij de mensen brengend, zodat wij geen oorzaak vormen dat er niet geluisterd wordt. Met de voortdurende bede dat de Geest van Christus Zelf het in het hart zal leggen. De klassiek-homiletische aanpak met een thema en enkele aandachtspunten heeft ook in deze tijd een heel nuttige functie, als ze het luisteren bevorderen en de preek doorzichtig maken.”
„Houd rekening met de culturele kloof”
Naam: ds. R. van Kooten
Functie: docent homiletiek aan het Hersteld Hervormd Seminarie te Amsterdam
„Als eerste wil ik benadrukken dat een Bijbelse prediking uitgaat van een tekst die een tekstuele eenheid is. Begin je te laat of stop je te vroeg, dan breng je een andere boodschap dan de Bijbelschrijver door Gods Geest brengt. De prediker moet eerst 100 procent ontdekken wat de boodschap is en tot wie die gebracht werd en met welk doel. Is dit helder, dan moet de vraag aan de orde komen wat de Heere door dit woord, rekening houdend met de culturele kloof tussen toen en nu, de mens van vandaag te zeggen heeft. Alleen als de prediker zo preekt, kan hij claimen: „Alzo spreekt de Heere.” Als dit duidelijk is, kan de vraag van het onderzoek van dr. Schaap aan de orde komen: Hoe bereik ik mijn hoorders zo goed mogelijk? Om een paar dingen te noemen: de prediker moet zich richten op de hele persoon, op het hart, op het verstand, op de wil, op het gevoel. Verder moet de prediker, om misverstanden te voorkomen, erop gericht zijn de boodschap zo duidelijk mogelijk te vertolken. Gebruik geen tale Kanaäns waarbij iedereen zijn eigen invulling heeft, maar spreek net als de Heere Jezus verstaanbare taal en gebruik heldere voorbeelden. Zo moet hij bij het godsbeeld heel erg oppassen met een voorbeeld over een vader. Zeg er dan bij: „Als het goed is, jongens en meisjes.” Als je vader een dictator is, gaat dat beeld op God over. Ten slotte moet de prediker zichzelf, de gemeente, het leven en de wereld kennen. Niet om de boodschap zo onderhoudend mogelijk te maken, maar om met Gods hulp zo goed mogelijk zo veel mogelijk harten te bereiken.”
„Wie zelf niet brandt, kan anderen niet aansteken”
Naam: ds. P. L. R. van der Spoel
Functie: initiatiefnemer van de beweging Passie voor Preken en gastdocent homiletiek aan de Evangelische Theologische Faculteit (EFT) in Leuven.
„Er is wat mij betreft maar één manier om de mensen echt te bereiken en dat is door van hart tot hart te preken. Mensen hunkeren naar een Bijbelse boodschap die ze niet alleen verstandelijk begrijpen, maar die hen raakt, hun leven verandert en vernieuwt. Op hartsniveau wordt een taal gesproken die een breed spectrum aan hoorders kan bereiken. De retorica kan daarbij een behulpzaam instrument zijn. Het belangrijkste is volgens de retorica dat de prediker de boodschap echt doorleefd heeft. Met de woorden van de puriteinen: wie zelf niet brandt, kan een ander niet aansteken. Om dit te leren aan studenten reiken we hen aan de ETF in Leuven een methode aan waarmee ze een heldere Bijbelse boodschap kunnen verwerken in een boeiende preek die ze biddend en mediterend hebben doorleefd. Uitgangspunt is Spurgeons uitspraak: „De voorbereiding van een preek bestaat voor 50 procent uit werken aan inhoud en vorm van de preek en voor 50 procent uit werken aan de geestelijke gesteldheid van de prediker.”