Kerk & religie

Oude fundamentalisme onder druk

Heeft het oude fundamentalisme in evangelicale kring afgedaan? Als het aan prof. dr. W. J. Ouweneel ligt, mag die vraag met „ja" worden beantwoord. In “Bijbel en Wetenschap”, orgaan van de Evangelische Hogeschool (EH), is momenteel een discussie over het schriftgezag gaande. Het debat begint pas, zo stelt Ouweneel. De strijd tussen neo- en klassieke evangelicalen zal in de toekomst „hard en vinnig" zijn, schrijft hij in Bijbel en Wetenschap.

Door K. van der Zwaag
6 December 2001 08:29Gewijzigd op 13 November 2020 23:18
AMERSFOORT – In ”Bijbel en Wetenschap”, orgaan van de Evangelische Hogeschool (EH), is sinds enige tijd een discussie gaande over het schriftgezag. Het debat, onder het motto ”Hoe lezen wij de Schrift?”, begint pas, zo stelt hoofdredacteur prof. dr. W.
AMERSFOORT – In ”Bijbel en Wetenschap”, orgaan van de Evangelische Hogeschool (EH), is sinds enige tijd een discussie gaande over het schriftgezag. Het debat, onder het motto ”Hoe lezen wij de Schrift?”, begint pas, zo stelt hoofdredacteur prof. dr. W.

Voor het goede verstaan: niet de onfeilbaarheid van de Schrift wordt binnen de kringen van de EH ter discussie gesteld. Prof. Ouweneel, hoofdredacteur van Bijbel en Wetenschap, wil duidelijk stellen dat de Bijbel historisch „door en door betrouwbaar" is als het Woord van God. Zijn kritiek geldt echter de verouderde wetenschapsopvatting van de klassieke evangelicalen.

Zij lijden volgens Ouweneel aan overschatting van de wetenschap doordat ze de bijbelgetrouwheid te rationeel willen staven. Ze horen feitelijk thuis in dezelfde categorie als de modernistische theologen, die ook met een verouderde wetenschapsopvatting, stammend uit de Verlichting, werken. Volgens Ouweneel is elke theologische leer omtrent de onfeilbaarheid van de Schrift „feilbaar mensenwerk."

Genesis
Prof. Ouweneel spitst zijn visie toe op de historische betrouwbaarheid van Genesis 1-11, een kwestie die al verschillende keren de reformatorische kerken verdeelde. Ouweneel zegt duidelijk dat het in deze hoofdstukken om een historische realiteit gaat. Toch spreekt hij van „de mythe van de objectiviteit." Het geloof in de zogenaamde „objectieve feiten" was juist een van de misvattingen van het positivisme, dat ook zijn invloed gehad heeft op de theologie. Feiten zijn altijd subjectief en contextueel, ingebed in het kader van een ‘verhaal’.

Zo schrijft hij dat wat in Genesis 2:7 staat, over de schepping van de mens, niet zo gelezen moet worden alsof een vermenselijkte God neerknielt bij een pop geboetseerd uit klei, om een luchtmengsel in te blazen. Het gaat in dit gedeelte niet primair om de vraag of het ‘letterlijk’ zo gebeurd is, maar om de zin van het ‘goede verhaal’ dat ons verteld wordt, namelijk dat elk mens uit een moeder is voortgekomen. Op deze wijze wil Ouweneel een tussenstandpunt innemen tussen modernisme en fundamentalisme.

Verwant met het denken van Ouweneel is ook B&W-redacteur mr. H. P. Medema, evenals Ouweneel lid van de Vergadering van Gelovigen. Het gezag en de kracht van de Bijbel liggen volgens Medema niet in de „bewijsbare foutloosheid", maar in de „merkbare werkelijkheid" van het gebeuren in datzelfde boek. Het fundamentalisme heeft op de vraag of alles in de Bijbel „letterlijk waar" is met „ja" willen beantwoorden, maar loopt daarmee het risico van overschatting van de tekst, het zogenaamde “literalisme”.

En om nog een stem in B&W te noemen: dr. Stefan Paas, jeugdwerkconsulent van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Hij zegt dat na zijn verlaten van de EH al snel werd geknaagd aan het „onwrikbare beeld" van B&W dat hij had meegekregen. Hij waarschuwt ertegen om een wetenschappelijke opvatting van het lezen van de Bijbel op hetzelfde niveau te zien als de belijdenis dat de Bijbel Gods Woord is. Degene die hem voorhoudt dat we de Bijbel „altijd letterlijk en exact historisch" moeten lezen, vraagt onderwerping aan een schriftbeschouwing in plaats van aan de Schrift, zo meent hij.

Tegenstemmen
Het ontbreekt overigens niet aan tegenstemmen tegen deze nieuwe opvattingen. Erg bekend zijn inmiddels de opvattingen van de baptistenpredikant drs. K. van Berghem, die de ontwikkelingen van iemand als Ouweneel zeer kritisch beschouwt. Een mildere kritiek op Ouweneel vinden we bij prof. dr. Hendrik Koorevaar, oudtestamenticus aan het Bijbelinstituut België en de Evangelische Theologische Faculteit in Heverlee, waar prof. Ouweneel overigens ook doceert. Prof. Koorevaar constateert momenteel een verschuiving naar neo-evangelicalen en is daar niet gelukkig mee. Geschilpunt is volgens hem niet het kennen van Jezus Christus door een persoonlijk geloof of de navolging van Christus in de heiliging –alle evangelicalen zijn het daarover eens– maar de discussie spitst zich toe op de vraag of de Bijbel als Gods Woord ook geldt op historisch en natuurkundig vlak.

Volgens Koorevaar willen de neo-evangelicalen hun hand niet in het vuur steken voor alle historische uitspraken in het Oude en Nieuwe Testament. Waarom zou het ook belangrijk zijn, als je weet dat je door Jezus gered bent? De zwakheid van deze redenering is volgens Koorevaar dat er dan geen maatstaf is om een scheidslijn te trekken tussen wat historisch onopgeefbaar is en wat niet. De objectiviteit is verloren. Koorevaar reageert scherp op het gevaar van grensoverschrijding. „Aan de grenzen moet de vijand gestopt worden. Als de strijd bij de hoofdstad losbarst, is de oorlog reeds verloren. Het is te verwachten dat bij verder toenemende invloed van het neo-evangelicalisme de kracht van de evangelische beweging verzwakt gaat worden."

Ook zijn collega uit Heverlee prof. dr. Patrick Nullens stelt vragen bij de tendens van evangelicale theologen „om mee te surfen op de golf van het alles relativerende postmodernisme." Hij ziet bij Ouweneel een overwaardering van de impact die filosofische modellen zouden hebben op dogma’s en geloofsformuleringen. Hij spreekt van een gigantische overwaardering van de invloed van het modernisme. Overstappen naar een neo-evangelicale positie vindt hij te voorbarig.

Belangrijk
Het is te verwachten dat de discussie die nu in evangelicale kring gaande is, ook binnen de bredere kring van de gereformeerde gezindte steeds meer gevoerd zal worden, met name onder exegeten. Ouweneel en Paas beroepen zich expliciet op wijlen prof. B. J. Oosterhoff, die in de jaren zeventig al stelde dat Genesis 2 en 3 weliswaar feiten zijn, maar meegedeeld in symbolische taal, met veel antropomorfismen. Ouweneel meent dat zijn opvattingen breed geaccepteerd zijn in kringen van de Gereformeerde Bond en de Christelijke Gereformeerde Kerken, maar dat men die niet eerlijk durft te uiten.

Toen in het Nederlands Dagblad een artikel over deze kwestie verscheen met de kop “Ouweneel wijst theorieën over inspiratie af”, stuurden het bestuur en de directie van de EH én Ouweneel een ingezonden stuk waarbij (zeer) nadrukkelijk gesteld werd dat de inspiratie van de Bijbel als zodanig niet ter discussie stond. „De Bijbel spreekt met absoluut gezag, zowel waar hij handelt over het heil, als waar hij spreekt over de geschiedenis, de kosmos en de natuur. Dat beleden wij 25 jaar geleden en dat belijden we ook anno 2001."

serievermeldingZie ook pag. 17: “Bijbelgetrouwheid ter discussie”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer